Fuerteventura

Geologisch

Fuerteventura en Lanzarote vormen binnen de Canarische archipel afzonderlijke eilanden. Lange tijd waren ze dat niet. Miljoenen jaren waren beide eilanden met elkaar verbonden. Tesamen vormden ze een ongeveer 220 km lange, grotendeels onder water gelegen vulkanische bergrug. Sinds het einde van de laatste ijstijd zijn beide eilanden weer gescheiden. Een 42 meter diepe zeestraat houdt ze gescheiden.

 

Jándia is het zuidelijke schiereiland op Fuerteventura. Oorspronkelijk vormde dit deel een apart eiland, los van het hoofdeiland. Door zandig erosiemateriaal is de zeer ondiepe zeestraat door zeestromingen en later ook de wind opgevuld. Het vormt nu een zandige isthmus. De flauwe helling van de puinhellingen onderaan de steile vulkanische rotsen, maken duidelijk dat het gebied hier, net als de rest van Fuerteventura een zeer lange periode van verwering heeft ondergaan.

Fuerteventura is niet toevallig het meest geërodeerde Canarische eiland, het is in geologisch opzicht ook de oudste van de eilanden in de archipel. Bovendien is er - meer dan op de andere eilanden - tektonisch het een en ander gebeurd. Dit maakt Fuerteventura tot een van de meest geschikte plaatsen ter wereld, om de beginfasen van de groei van vulkanische oceaaneilanden te onderzoeken.

 Verdeling van land en zee tijdens het Midden-Jura, 150 miljoen jaar geleden

De vernauwing van de Tethys-oceaan tussen het vroege Eurazië (5 en 6) en Afrika (2) scheurde het oude Pangea-supercontinent uiteen. De reconstructie laat de situatie zien halverwege de Jura-periode, 150 miljoen jaar geleden. Bij de rode stip zouden op het nieuw gevormde Afrikaanse deel van de basaltische oceaanbodemplaat later de Canarische Eilanden ontstaan. Het huidige Europa bestond toen nog niet. Bij 5 het oeroude stuk aardkorst Baltica, met daar links onder Avalonia, een klein continent dat delen van Engeland, Noord-Frankrijk en de Benelux omvat. De contouren van Zuid-Amerika (3), Noord-Amerika (4) en Australië/Antarctica (7) zijn goed te herkennen. Ook is goed te zien dat Gondwana, bestaande uit (2,3 en7) zich is gaan afsplitsen van Laurasië (4 en 5).

Zo'n 70 miljoen jaar geleden was de Atlantische Oceaan door plaattektonische processen in volle expansie. Het Afrikaanse continent verwijderde zich met een snelheid van circa 2,7cm per jaar van Amerika. Tussen beide continenten had zich een mid-oceanische spreidingsrug gevormd. De Afrikaanse kant van de basaltische oceaanbodem, die hierbij gevormd werd, vormde het fundament waarop Fuerteventura, en later de overige eilanden zich hebben ontwikkeld.

Op deze, inmiddels 7 km dikke, basaltkorst heeft zich in de loop van de tijd een fors pakket diepzee-sedimenten afgezet. Deze gesteenten dateren uit de Jura-en Krijtperiode. Ze bestaan uit een afwisseling van lichter en donkerder gekleurde lagen kleischalie, mergel en meer fijnzandige afzettingen. De kleischalie is als gevolg van hydrothermale processen groenachtig door chloriet. De lichtkleurige laagjes bestaan uit kalkhoudend materiaal met fijn kwartszand. Dit alles in een opvallende ritmische afwisseling. Deze oceanische zeebodemsedimenten zijn geïnterpreteerd als turbidieten, ontstaan door opeenvolgende troebelingsstromen. Het materiaal dat deze turbidieten samenstelt, is afkomstig van de onderzeese helling van het naburige Afrikaanse continent. Wellicht door aardbevingen zijn van tijd tot tijd, geholpen door de zwaartekracht, enorme hoeveelheden sediment van de continentale helling afgegleden en over de oceaanbodem verspreid.

Discordante overgang bij Ajuy met onderaan licht gemetamorfoseerde sedimentaire oceaanbodemgesteenten uit de Jura-periode. Deze zijn doorsneden door basaltgangen. Daarbovenop een dunne laag geelwit Plioceen strandzand. Dit wordt aan de bovenzijde afgedekt door kussenbasalt. De gesteenten onder de lichtkleurige bodemsedimenten behoren tot wat men eerder wel het 'basaal complex' noemde.

Kustontsluiting met gelaagde oceaanbodemsedimenten uit de Jura-periode, bij Ajuy aan de westkust van Betancuria. De donkere verticale structuur op de foto is een vertakt systeem van basaltgangen, toevoerspleten van magma in de vulkaan.

Het sterk gelaagde karakter van de Jurassische zeebodemsedimenten doet vermoeden dat deze ontstaan zijn als turbidiet (afzettingen op de oceaanbodem als gevolg van afglijding en daaruit gevormde troebelingsstromen). 

Brokstuk Jura-sediment, afkomstig van Ajuy op Fuerteventura. Uit het sterk gelaagde karakter kan worden opgemaakt dat het hier waarschijnlijk om een turbidietafzetting gaat, die in de Jura-periode door opeenvolgende troebelingsstromen op de bodem van de toen nog zeer prille Atlantische Oceaan boven elkaar zijn afgezet.

Over deze onderlaag van Mesozoïsche sedimenten is bij aanvang van de vulkanische activiteiten, basaltische lava uitgevloeid. Dit groeide in relatief korte tijd uit tot een bijna 2 km dikke, stapeling van kussenbasalt. De afzettingen met kussenbasalt vormden de basis voor de drie schildvulkanen, waaruit Fuerteventura is ontstaan. Op en tussen de onderzees gevormde kussenbasalt komt donkere hyaloclastiet voor, soms in aaneengesloten lagen. Hyaloclastiet is fijnkorrelig glasachtig materiaal dat door thermische versplintering (=spallatie) van snel afkoelende lavaoppervlakken ontstaat, als deze in contact komen met zeewater. 

De donkere basaltische rotsformaties aan de westkust bij de plaats Ajuy op Fuerteventura, vormen de basis van een ooit aanwezige grote schildvulkaan, de meest centraal gelegen vulkaan van de drie, waaruit Fuerteventura zich heeft ontwikkeld. De gesteenten bestaan uit kussenbasalt, dat op de bodem van de oceaan destijds als lava is uitgevloeid. Dit deel van Fuerteventura is door tektonische oorzaken opgeheven, waardoor oude gesteenten uit de beginperiode van de vulkaan nu aan de oppervlakte liggen. De lichtkleurige, gelaagde gesteenten zijn verkitte Pliocene strandzanden. 

Onderzees gevormde kussenbasalt langs de mid-oceanische  rug in de Atlantische oceaan.

De gestreepte structuur ontstaat doordat de de gestolde basalthuid, door lavadruk telkens weer openbarst.  

Kussenbasalt bestaat uit bolvormige, kussen-achtige structuren van basalt. Ze ontstaan door dat lava in contact met zeewater ogenblikkelijk stolt, terwijl daaronder nog vloeibare lava aanwezig is. Door druk van binnenuit barsten de pas ontstane basaltkussens telkens weer open. 

Doorsnede van kussenbasalt aan het rotsstrand bij Ajuy aan de westkust van Betancuria.

 

De oude oceaanbodemsedimenten bij Ajuy zijn doortrokken van gangen van basalt. Deze maken hier en daar bijna 90% van de rots uit. De spleetvullingen moeten gezien worden als toevoerkanalen van magma naar de krater van de schildvulkaan.

Het onderzees uitvloeien van grote hoeveelheden lava leidde tot de vorming van  vulkanische seamounts, die steeds hoger werden en tenslotte het zeeoppervlak bereikten. De aanwezigheid van ondiepwatersedimenten en fossiele resten van koraal- en algenriffen op de top van de geërodeerde seamounts wijzen hierop. Het boven water uitrijzen van de seamounts vond plaats in het Vroeg-Mioceen.

Het belangrijkste vulkanisme op Fuerteventura dateert uit het begin van het Mioceen. Op de plaats van het huidige eiland waren door voortdurende lavauitvloeiingen een drietal vulkanen boven water uitgerezen. Door voortgaande productie van lava groeiden deze in een paar miljoen jaar tijds uit tot indrukwekkende schildvulkanen, die elkaar overlapten.  De drie vulkanen lagen in het verlengde van elkaar.  De middelste, centrale schildvulkaan, was het grootst. Een vergelijkbaar proces, waarbij afzonderlijke schildvulkanen tot één geheel samengroeiden, vond ook plaats op Lanzarote (Los Ajages en Famara), op Tenerife (Anaga, Teno, Adeje) en op La Palma. Ook op Hawaii zien we dit. Op dit grootste eiland van de Hawaaiaanse archipel vormen de imposante Mauna Loa, Mauna Kea, Hualalai en Kilauea samen een groot eiland. 

De vulkaan Mauna Loa op Hawaii

De Mauna Loa is één van de vier vulkanen op Hawaii, die samen het grootste Hawaaiaanse eiland hebben gevormd. De vulkaan  Mauna Loa is ook de hoogste berg op aarde. De top steekt 4170 meter boven de zeespiegel uit. Gerekend vanaf de oceaanbodem is de vulkaan maar liefst 9 kilometer hoog.

Teno-gebergte bij Masca op Tenerife

Het landschap op Tenerife wordt mede bepaald door hoge, grillig geërodeerde berglandschappen. Het zijn de restanten van miljoenen jaren oude, basaltische schildvulkanen, die net als op Fuerteventura in het Mioceen boven water uitrezen. 

Bergland van Adeje met Barranco del Infierno op Tenerife

In het zuiden van Tenerife, bij de badplaats Adeje, liggen restanten van een andere oervulkaan, waaruit Tenerife mede ontstaan is. Een wandeling door de bekende Barranco del Infierno is één van de mooiste op Tenerife.

Anaga-gebergte op Tenerife

In het noordoosten van Tenerife, voorbij de hoofdplaats Santa Cruz, ligt een grillig geërodeerd, groen gebergte met resten van het oorspronkelijke Tertiaire laurierbos. De talloze pieken en tussengelegen ravijnen vormen de resten van een derde schildvulkaan.

Fuerteventura moet in het Mioceen een flink stuk groter en ook veel hoger zijn geweest dan thans. De uitstoot van lava en andere vulkanische producten overtrof erosie verre. Het van tijd tot tijd instorten en in zee afglijden van delen van de vulkanen, stond het hoger en groter groeien van het centrale deel van Fuerteventura niet in de weg. Geologen denken dat het eiland op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling gekroond werd door een machtige vulkaankegel van bijna 4000 meter hoogte, een die waarschijnlijk te vergelijken is met de Teide op Tenerife. Vandaag de dag is zo'n situatie op Fuerteventura nauwelijks meer voor te stellen.

Op centraal Fuerteventura bevond zich ooit de grootste van de drie schildvulkanen waaruit het eiland is gevormd. Miljoenen jaren van verwering hebben de vulkaantoppen doen verdwijnen. Tegenwoordig zijn alleen de 'wortels' van deze vulkanen in het landschap te zien, met stollingsgesteenten als syeniet, gabbro en pyroxeniet. Deze dieptegesteenten ontstonden op grote diepte onder de vulkaan in magmakamers. Dat deze gesteenten nu aan het aardoppervlak liggen, komt mede door tektonische opheffing van delen van Fuerteventura.

Pico de Teide op Tenerife

De circa 1500 meter hoge vulkaankegel van de Teide is geologisch gezien 'onlangs' ontstaan in de grote caldera van de vroegere Canadasvulkaan. Naast uitvloeiingen van basalt (Pico Viejo) zijn op de vulkaanhelling van de Teide veel donkere lavabanen van fonoliet te zien vergezeld van afzettingen van trachietische puimsteentuf.

Na deze imposante uitbouwfase volgde een periode van rust. Verwering, aantasting door de zee en ook bergstortingen kregen vat op het eiland. De centrale vulkaantop moet daardoor binnen een paar miljoen jaar voor een belangrijk deel zijn verdwenen. Periodiek leefde het vulkanisme weer op, maar de vulkanologische ontwikkeling van Fuerteventura was over zijn top heen. Vanaf het Plioceen volgden zeer lange perioden van inactiviteit, waarbij grote delen van het eiland door verwering afvlakten. Instabiliteit, doordat het eiland onderzees vooral in de hoogte gegroeid was, leidde boven water door verweringsprocessen, waarbij grondwater een belangrijke rol speelde. Dit uitte zich telkens weer tot bergstortingen. Delen van het vulkanische eiland verdwenen hierdoor in zee, waarschijnlijk met enorme vloedgolven (tsunami's) tot gevolg. 

Tegenwoordig is van de ooit zo indrukwekkende vulkanen weinig meer over. Door verwering is zowel de vorm als het uiterlijk van het eiland sterk veranderd. Het reliëf is voor een groot deel verdwenen. Voor een deel komt dit doordat veel vulkanische gesteenten samengesteld zijn uit los materiaal. Afzettingen van tufsteen, slecht verkitte ignimbrieten en basaltische scoria zijn gevoelig voor verwering. Alleen harde stollingsgesteenten als dichte basalt, fonoliet, trachiet en ook sterk verkitte ignimbrieten bieden voldoende weerstand om het langere tijd vol te houden. Dit laatste geldt ook voor stolllingsgesteenten als pyroxeniet, gabbro en syeniet, die op Fuerteventura vooral in het westen van het eiland voorkomen.

Miljoenen jaren durende erosie heeft van de oorspronkelijke vulkaan weinig overgelaten. Verwering heeft er voor gezorgd dat in Betancuria gesteenten aan de oppervlakte liggen uit de beginperiode van de ontwikkeling van de centrale schildvulkaan. Het gebied van Betancuria maakt met zijn grillige pieken de indruk een verweerd ketengebergte te zijn, hetgeen niet zo is.

De tafelberg Atalaya de Pozo Negro is een geïsoleerd verweringsrestant van een oude Tertiaire schildvulkaan, waar de heuvels van Cuchillos de Vigan  restanten van vormen.

Een getuigeberg van vulkanisch gesteente bij El Cotillo in het noordwesten van Fuerteventura. Deze grillig verweerde heuvel is door verwering ontstaan, nadat het voornaamste vulkanisme op Fuerteventura zo'n 12 miljoen jaar geleden was geëindigd. 

Van de ooit zo imposante vulkanen resteren op Fuerteventura slechts een drietal sterk geërodeerde, heuvelachtige gebieden, Jándia in het zuiden, Cuchillos en Betancuria in het midden en het oude vulkaanlandschap in het noorden. Deze landschapsgebieden herinneren nog maar weinig aan vulkanen. Alleen met de blik naar beneden, op details gericht, herkennen we allerlei vulkanische gesteenten.

De keten van vulkanen op Fuerteventura zet zich voort in die van Los Ajages en Famara op Lanzarote. Hoewel bepaald niet indrukwekkend, vormen al deze erosierestanten de 'stamvaders ' van beide eilanden.

Overblijfselen van Miocene schildvulkanen

Landschappelijk en in geologisch opzicht het meest interessante gebied op Fuerteventura, is ongetwijfeld Parque Rural de Betancuria. Betancuria ligt aan de westkust van het eiland. Bijzonder aan dit gebied is dat op verschillende plaatsen dieptegesteenten aan het oppervlak voorkomen. Voor een vulkanisch gebied is dat zeldzaam. De aanwezigheid van grofkorrelige dieptegesteenten is op andere Canarische eilanden weliswaar ook vastgesteld, maar de voorkomens daar - op La Gomera na - zijn klein. Vaak kom je ze tegen als xenoliet in vulkanische gesteenten.

Parque Rural de Betancuria in het middenwesten van Fuerteventura

Vanaf Morro de Veloso naar het noorden kijkend heeft men een goed uitzicht over het oude het massief van Betancuria. Dit gebergtemassief vormt het restant van een enorme basaltische schildvulkaan, die lang geleden het centrale deel van Fuerteventura domineerde. 

Betancuria

Landschappelijk onderscheidt Betancuria zich door zijn heuvelige karakter, erosievalleien en zijn roestbruine tinten van andere delen van Fuerteventura. Het is slechts spaarzaam begroeid. Meer groen en ook akkerland komen we tegen in erosievalleien, die men hier barranco's noemt. 

Hoewel dor en spaarzaam begroeid, bezit het landschap van Betancuria een geheel eigen karakter. 

Op een aantal plaatsen komen in Betancuria grofkorrelige dieptegesteenten voor, waaronder (nefelien)syeniet. Bij Vega de Rio Palmes is het gesteente aan de karakteristieke wolzakverwering te herkennen. Alsof het door de natuur gestapelde hunebedkeien zijn.

Wat Betancuria zo bijzonder maakt, is dat delen van de vulkanische aardkorst, samen met de onderliggende oceaanbodemgesteenten, in het verleden tektonisch zijn opgeheven. Of de zeespiegel tegelijkertijd sterk is gezakt, is minder waarschijnlijk. Bij de kustplaats Ajuy en ook meer in het binnenland, komen op verschillende plaatsen zeebodemsedimenten voor met daar bovenop kussenbasalten uit de vroegste periode van vulkanisme op Fuerteventura. Deze gesteenten vormen een zeer dik pakket op oude oceaanbodembasalten, die in de vroege Jura-periode langs de toen nog prille mid-oceanische spreidingsrug tussen Amerika en Afrika zijn gevormd. Deze bodembasalten zijn tholeïtisch van samenstelling, heel anders dus dan de latere alkalibasalten, die bij vulkanische uitbarstingen in de beginfase van de ontwikkeling van Fuerteventura naar buiten vloeiden. Dit bewijst ook dat het ontstaan van de Canarische Eilanden geen directe koppeling heeft met plaattektonische processen in de Atlantische Oceaan. Vondsten van fossiele ammonieten en foraminiferen bevestigen dat deze tektonisch opgeheven korstgedeelten inderdaad uit de vroege Jura-periode stammen. Ze zijn daarmee zo'n 100 miljoen ouder dan de oudste basalten van de onderwatervulkanen, waaruit later Fuerteventura zou ontstaan. 

Bij de plaats Ajuy aan de westkust van Fuerteventura liggen licht gemetamorfoseerde sedimentaire oceaanbodemgesteenten uit de Jura-periode discordant onder geelwitte, verkitte strandzanden uit het Plioceen. Deze geelwitte kalksteenafzetting wordt aan de bovenzijde afgedekt door Pliocene kussenbasalten. 

Na de fase in het Mioceen, waarin de schildvulkanen tot volle wasdom kwamen, namen de uitbarstingen in het Plioceen in hevigheid af. Magma, dat zich op aanzienlijke diepte in het vulkaanlichaam in magmakamers verzameld had, koelde af, waardoor kristallisatieprocessen op gang kwamen. Hierbij trad een scheiding op tussen mafische (ijzer- en magnesiumrijke) en meer silica-rijkere mineralen. De zware mineralen zakten naar de bodem van het reservoir, de lichtere, silicarijkere mineralen, stegen naar boven.

Dit proces van magma-differentiatie heeft op Fuerteventura geleid tot de vorming van een reeks grofkorrelige dieptegesteenten als pyroxeniet, gabbro, nefeliensyeniet en zelfs carbonatiet. Dit laatste gesteente is magmatische kalksteen en is mondiaal gezien uiterst zeldzaam. Uit de grove korreling van deze stollingsgesteenten wordt duidelijk, dat het magma in de magmakamers lange tijd de gelegenheid kreeg om te kristalliseren. Tussen de plaatsen Ajuy en Pajara in Betancuria komen deze dieptegesteenten aan het aardoppervlak voor. Ze zijn doortrokken van gangen van vooral microsyeniet.

Barranco de las Penitas - Betancuria, Fuerteventura

De massieve gesteenten in deze erosievallei bestaan uit lichtkleurige syeniet. Op verschillende plaatsen laat syeniet een prachtige wolzakverwering zien, waarbij grote, hoekig afgeronde tot geheel ronde steenblokken ontstaan. De twee strepen op de rechterflank van het ravijn zijn een voetpad (onderaan) en een donkere basaltgang. Deze laatste loopt schuin naar boven.

Massieve gabbro uit Betancuria met een xenoliet of autoliet van grofkorrelige gabbro. De donkere mineralen in het gesteente zijn van pyroxeen (augiet), de grijze matrix eromheen is  van plagioklaas.

Pyroxeniet is een donker, zwaar ijzer- en magnesiumrijk gesteente, dat vrijwel uitsluitend is opgebouwd uit pyroxeen, vergezeld van olivijn. In Betancuria zijn door erosie verschillende dieptegesteenten bloot komen te liggen, waaronder ook gabbro en syeniet. Deze gesteenten zijn door langzame kristallisatie in magmakamers in het vulkaanlichaam ontstaan.

Pal aan de kust bij Ajuy zijn bijzondere gesteenten ontsloten, zoals pyroxeniet en carbonatiet. Carbonatiet is magmatische kalksteen.

In de pyroxeniet vormt carbonatiet lichter getinte vlekken in het gesteente. Carbonatieten zijn op aarde zeldzame gesteenten. Vandaag de dag produceren een paar vulkanen w.o de Oldoinyo Lengai in de Afrikaanse riftzone nog lava's van deze magmatische kalksteen.

Bijzonder is ook dat deze basische gesteenten ringvormig omgeven zijn door een paar honderd meter brede zone van migmatiet. Dit is een gneisachtig gesteente, dat door smalle, lichtkleurige aders doortrokken is. Qua structuur komt het migmatiettype op Fuerteventura overeen met typen met een sterk stromatische structuur, zoals we deze in noordelijke zwerfstenen wel tegenkomen. Vanwege het contrastrijke, gestreepte karakter wordt de migmatiet op Fuerteventura 'zebra-steen' genoemd. De zone met migmatiet ontstond onder extreme omstandigheden van druk en een hoge temperatuur. Hierbij zijn in het omgevende vaste gesteente opsmeltingsverschijnselen opgetreden. De smalle lichtkleurige strepen en banden zijn zogenoemde neosomen (=nieuwvormingen). Deze bestaan niet, zoals in onze zwerfsteenmigmatieten, uit graniet of pegmatiet, maar uit syeniet.

Migmatiet met een stromatische structuur - Zwerfsteen van Borger (Dr.)

Het migmatietgesteente dat bij Vega de Rio Palmas in Betancuria een aureool om gabbro, pyroxeniet en trachiet vormt, bezit een vergelijkbare structuur en kleur als deze zwerfsteen. Migmatieten zijn ultra-metamorfe gesteenten, die bij hoge temperatuur en hoge druk door partiële opsmelting ontstaan. De nieuw gevormde delen vormen in dit gesteente lichte banen en strepen. De vergelijkbare migmatiet op Fuerteventura noemt men 'zebra-steen'. 

Tijdens perioden van verhoogd vulkanisme werd vanuit magmakamers, onderin de centrale vulkaan, onder hoge gasdruk, silicarijk magma richting krateropening geperst. De grote gasdruk in het magma gaf aanleiding tot een explosief type vulkanisme, waarbij naast lavastromen van fonoliet en trachiet, ook afzettingen van tuf- en zelfs ignimbriet werden gevormd. Als gevolg van deze silicarijke uitbarstingen ontwikkelde zich - wellicht vergelijkbaar met Tenerife -  een zeer hoge, kegelvormige vulkaantop.  

Bij Vega de Rio Palmas zuidelijk van de plaats Betancuria, is in het gebergte een ringcomplex van dieptegesteenten aanwezig. Deze bestaan uit gabbro's en syeniet, vergezeld van trachiet en vulkanische tuffen. Betancuria zelf is voor het grootste deel gebouwd op een ondergrond van gabbro. Deze plutonische structuur bestaat uit oorspronkelijk diep onder de vulkaan gelegen toevoerkanalen. Ze zijn te voorschijn gekomen door het verdwijnen van de complex gebouwde vulkaantop erboven. Deze is echter door verwering verdwenen. Qua vorm en grootte zou de vulkaankegel op Fuerteventura vergeleken kunnen worden met die van de Canadas- en Teidevulkaan op Tenerife.

Zoals gezegd biedt het gebied van Betancuria en vooral de kuststrook bij Ajuy een fantastische mogelijkheid om oude vulkaanstructuren, kussenbasalten, Pliocene strandzanden, diepzeesedimenten en verschillende dieptegesteenten te bestuderen. Het zijn de oudste gesteenten die op de Canarische Eilanden voorkomen.

 

Vereenvoudigde geologische kaart van Fuerteventura. 

Jándia

Jándia is het schiereiland in het zuidwesten van Fuerteventura, dat door een zandige verbindingsstrook (isthmus) met het hoofdeiland is verbonden. Het bergachtige karakter van Jándia met zijn steile kustrotsen en zijn uitgestrekte stille stranden zijn van een aparte schoonheid. Vooral de stilte valt op. Op sommige stranden kom je over kilometers afstand geen mens tegen.

Het schiereiland met zijn sterk geërodeerde karakter vormt het restant van een oude Tertiaire schildvulkaan, de zuidelijkste van de drie, waaruit Fuerteventura is opgebouwd. De hoogste bergtop op Fuerteventura vind je ook hier. Het is de 807 meter hoge Pico de Zarca, ook wel Pico de Jándia genoemd. Jándia met zijn beperkte aantal badplaatsen is met de auto makkelijk te bereiken.

Jandia op Fuerteventura is als schiereiland met het hoofdeiland verbonden door een zandige isthmus (Istmo de La Pared). Op de achtergrond de bergtoppen op Jándia met de hoogste pieken (700-800 m) van Fuerteventura.

Het hoogste punt van Jándia (807m) en daarmee ook van Fuerteventura wordt ingenomen door Pico de Zarca.  Deze bergrug vormt een overblijfsel van een grote schildvulkaan, die circa 20 miljoen jaar geleden boven water kwam te liggen, maar waarvan de noordwestelijke kraterrand tussen 12 en 14 miljoen jaar geleden instortte en in zee weggleed. Op de foto kijken we tegen de steile noordwestelijke flank - de breukrand - aan van Pico de Zarca. De helling aan de andere zijde verloopt veel minder steil.

Vanaf de steile top van Pico de Zarca is het uitzicht over de rest van Jándia adembenemend.

Vergrote satellietopname van een deel van Jándia in het zuiden van Fuerteventura. Zo van boven lijkt het berglandschap veel op een normaal aan verwering onderhevig ketengebergte, met vrij scherpe toppen en diepe ravijnen. Het sterk vertakte patroon van geulen op de flanken van het gebergte duidt op langdurige erosie.

Door verwering zijn op veel plaatsen onderdelen van het oorspronkelijke vulkaanlichaam bloot komen te liggen. In deze bergtop zijn een aantal lichtkleurige strepen zichtbaar. Het zijn basaltgangen die als toevoerspleet gefungeerd hebben, waarlangs magma in de vulkaan omhoog kon stijgen.

Miljoenen jaren durende erosie heeft op de flanken van het Jándia-gebergte diepe valleien (barranco's) uitgeslepen. Onderin is vaak sprake van enige bewoning, hoewel de bestaansmogelijkheden in dit droge, dorre gebied marginaal zijn.

Is het vulkanisme op Fuerteventura uitgedoofd?

Het voornaamste vulkanisme op Fuerteventura liep ongeveer 12 miljoen jaar geleden op zijn einde. Daarna begon een zeer lange periode waarin erosie de overhand had. Met onderbrekingen vonden aanvankelijk ook in het Plioceen, vooral onderzees, nog weer uitbarstingen plaats. De kussenbasalten aan de westkust bij Ajuy zijn toen ontstaan. In het Laat-Plioceen en in het Pleistoceen, tussen 5,8 miljoen en 130.000 jaar geleden, begon in het noorden en midden van Fuerteventura een nieuwe fase van vulkanische activiteit. Hierbij ontstonden een groot aantal slakkenvulkanen, waaruit ook lava van basaltische samenstelling stroomde. De wat oudere, Laat-Pliocene en Vroeg-Pleistocene eruptiecentra komen globaal voor tussen de plaatsen La Oliva en Antigua. De jongste eruptiepunten en lavavelden (ca. 130.000 jaar) komen we tegen rond Malpais del Bayuyo in het noorden van het eiland en Malpais Grande en Malpais Chico meer naar het zuiden. De uitdrukking ’malpais’ (= slecht land) duidt op de vaak uitgestrekte en vrijwel onbegaanbare velden met roestbruine Aa- en/of bloklava. 

Montana la Arena, een grote slakkenkegel op Noord-Fuerteventura

In het noorden van Fuerteventura ontstonden in het Pleistoceen door hernieuwd vulkanisme een groot aantal verspreid liggende slakkenkegels en lavavelden. De ouderdom ligt globaal tussen 2,7 miljoen en 400.000 jaar. Deze vulkaanbergen bestaan voor het grootste deel uit los uitgeworpen, basaltisch materiaal. De vulkanen zijn niet hoog, maar hebben vaak een brede krater die afhankelijk van de windkracht en windrichting, asymmetisch van vorm is. 

Scoriavulkaan Bayuyu bij de plaats Coralejo op Noord-Fuerteventura

Coralejo wordt gedomineerd door de in verhouding grote slakkenvulkaan met zijn enorme scheve kratermond. Deze slakkenvulkaan is ongeveer 360.000 jaar geleden ontstaan. Tijdens de eruptie is de uitgezakte kraterrand aan de voorzijde door wind ontstaan.

Ten westen en ten zuiden van Coralejo op Fuerteventura zijn een aantal geïsoleerde en meer groepsgewijs gerangschikte scoriavulkanen ontstaan. De groep slakkenvulkanen ontstond in het Midden-Pleistoceen, tussen 180.000 en 130.000 jaar geleden. De roestbruine kleur is het gevolg van oxidatie. Alle slakkenvulkanen bestaan uit donker basaltisch materiaal.

Malpais de la Arena op Noord-Fuerteventura

Malpaïs betekent letterlijk slechte grond. Bij het ontstaan van deze slakkenvulkaan, ca. 180.000 jaar geleden, werd niet uitsluitend los materiaal uitgeworpen. Toen de gasdruk verminderde, vloeide ook basaltisch lava uit de krateropening. Deze lava vormt zeer ruwe, stenige oppervlakken (Aa-lava), waarop het niet alleen slecht lopen is, men kan er verder weinig mee.

Op Fuerteventura vonden in historische tijd geen vulkaanuitbarstingen plaats. Dat het vulkanisme niet geheel is uitgedoofd, bewijzen kleine aardbevingen, die in 1915 nog  werden opgemerkt. Bij de plaats Pajara, op het midden van het eiland, bevinden zich een drietal Pleistocene vulkanen met kleine lavastromen. Hier werd in de vorige eeuw het uittreden van stoom waargenomen. Dit kan duiden op de aanwezigheid van magma op geringe diepte onder het eiland. Men vermoedt dat het vullen van magmakamers onder Fuerteventura zeer lange tijd in beslag neemt, waarbij door druktoename magmaverplaatsingen plaatsvinden. Deze verplaatsingen veroorzaken lichte aardbevingen.

Overal ter wereld worden scoriavulkanen afgegraven vanwege het losse materiaal waaruit ze voornamelijk bestaan. Het vulkanische materiaal wordt gezeefd en voor allerlei doeleinden verkocht. Grotere brokstukken en vulkanische bommen worden tot kleiner formaat gebroken. Zo te zien kan de exploitant hier nog wel even voort. 

Lapilli noemt men al het losse, fijnere materiaal dat grover is dan vulkanisch as en kleinkorreliger dan vulkanische bommen. Die laatste beginnen bij een afmeting van 64 mm.

In de ruwe Aa-lava bij Coralejo komen hier en daar insluitsels (=xenolieten) voor van mantelgesteenten. De blauwgroene en roodachtige mineraalkorrels zijn van onverweerde en verweerde olivijn. De witte vulmassa is plagioklaas.

Hoewel het vulkanisme op Fuerteventura een dode indruk maakt, zijn geologen van mening dat deze processen zeker niet afgesloten zijn. Op de Canarische eilanden is het eerder regel dan uitzondering, dat perioden van hevig vulkanisme afgewisseld worden door rustperioden. Deze laatste kunnen miljoenen jaren duren. We zien dit heel duidelijk op Gran Canaria. La Gomera bevindt zich momenteel in een langdurige rustfase. In de laatste vier miljoen jaar heeft zich hier geen enkele eruptie voorgedaan. Wij zouden allang van volkomen uitgestorven spreken, maar vulkanologen denken daar iets genuanceerder over.

Roque de Agando - Nationale Natuurpark Garajonay op La Gomera

Miljoenen jaren van verwering heeft het centrum van La Gomera bijzonder sterk aangetast. Op de foto een uitgeprepareerde vulkanische plug van fonoliet. Vulkanische pluggen ontstaan als magma in de krateropening van een vulkaan stolt. Roque de Agando ligt pal langs de weg van San Sebastian naar het natuurpark Garajonay, in het centrum van Gomera. Deze rotspartij is  een toeristische trekpleister van formaat geworden.

Andere dan vulkanische gesteenten

Naast vulkanische gesteenten komen op Fuerteventura ook sedimenten voor. Het zijn door de wind aangevoerde en deels ook verkitte carbonaatzanden. Bij Ajuy, aan de westkust, komen kalkafzettingen uit het Plioceen voor. Deze geelwitte kalksteen is langs de kust door brandingsgolven hier en daar prachtig uitgeprepareerd. Een deel van deze kalkkliffen bevinden zich vele meters boven de zeespiegel. Ze hebben een vorm, die aan overslaande brandingsgolven doet denken. Deze door de zee gemodelleerde kalksteenkliffen kregen hun vorm in het Eemien, circa 120.000 jaar geleden. Het Eemien is de warme periode tussen de voorlaatste en laatste ijstijd. De zeespiegel stond in die tijd vele meters hoger dan thans. In deze Pliocene kalksteen zijn door verwering, uitblazing en opwaaiend zout prachtige, grillige structuren ontstaan. Het verschijnsel staat bekend als taffoni. Het wordt ook wel honingraatverwering genoemd. 

De witte, uit het Plioceen daterende, kalksteen, aan de kust bij Ajuy, bezit door verwering veroorzaakt, grillige vormen. De gaterige structuur komt vermoedelijk door regenwater, uitblazing en door wind opgestoven zout water. 

De grillige gatenstructuur in kalksteen noemt men taffoni. Het verschijnsel komt vooral voor in warme klimaten, waarbij water en zout in de poriën van het gesteente dringen. Bij uitdroging zorgt de kristaldruk van het zout dat gesteentepartikels los raken en door de wind worden afgevoerd. Tafoni wordt ook wel honingraatverwering of alveolaire verwering genoemd. 

Barranco de los Encantados - Lajares, la Oliva

Tussen El Cotillo en het zandgebeid van Coralejo komen vergelijkbare kalkzanden voor, die veranderd zijn in kalksteen. De afzettingen dateren uit het Plioceen. Verwering en uitspoeling in het gortdroge gebied hebben ondiepe geulen en ravijnen doen ontstaan.  waarin deze kalksteen bijzondere verweringsvormen toont. 

De onregelmatige uithollingen, geulen en gaten in het kalkgesteente zullen te maken hebben met de losse verkitting van de zandkorrels. Niet uitgesloten is dat het hier ook om tafoni gaat.    

Het witte zand is ontstaan uit afbraakmateriaal van geërodeerde algenriffen, die in het ondiepe water voor de kust van Fuerteventura zijn gevormd. De riffen ontstonden vooral tijdens interglaciale perioden, waarin het klimaat warm was. In de glaciale perioden daartussenin, stond de zeespiegel door mondiale ijsvorming tientallen meters lager, waardoor deze kalkriffen droog kwamen te liggen en door weer, wind en zeegolfslag werden geërodeerd. Het kalkzand dat hierdoor ontstond, is vervolgens door de wind landinwaarts geblazen, wat tot duinvorming leidde. Deze witte carbonaatzanden zijn vooral in het noordoosten van Fuerteventura, in de omgeving van Coralejo, landschapsbepalend.

De witte zandstranden bij Corralejo op Fuerteventura imponeren door hun uitgestrektheid en de witte kleur. Het zand bestaat niet uit kwartskorreltjes, zoals bij ons, maar uit kalkkorrels. Deze zijn afkomstig van kalkalgen (Lithothamnion), die in enorme aantallen in het ondiepte zeewater voor de kust leven. 

De vakantieplaats Coralejo op Fuerteventura grenst aan een duinlandschap, dat inmiddels een beschermde status heeft gekregen. Parque Natural Las Dunas de Corallejo is met zijn 25 km2 een indrukkend woestijnachtig zandduinlandschap. Het strekt zich uit langs de kustweg zuidelijk van Coralejo.

Sommige delen van het natuurpark hebben door het vrijwel ontbreken van vegetatie en de aanwezigheid van windduinen een woestijnkarakter. 

In het park Las Dunas de Corallejo komen prachtige sikkelduinen voor die louter uit kalkzand zijn opgebouwd. Wit kwartszand komt op Fuerteventura niet voor. 

'Popcorn strand'

Het witte zand in de omgeving van Corralejo is afkomstig van kalkalgen en niet van koralen, zoals wel vermeld staat. Kalkalgen liggen ook aan de basis van het 'popcornstrand' op Noord-Fuerteventura.

De laatste jaren is dit ongeveer 850 meter lange Playa el Hierro bij de plaats Majanicho onder toeristen bijzonder populair geworden. Waarom? Je loopt, denk je even, over versteende popcorn. Het is strandbedekkend, zoveel. Neem je het in je hand, dan lijkt het inderdaad op gepofte maïs. Het strand ligt niet ver van het bij toeristen zo populaire Corralejo. Juist vanwege het toerisme en het feit dat dagelijks meer dan tien kilo van het bijzondere spul door toeristen werd verzameld, heeft het strand een beschermde status gekregen. Het meenemen van 'popcorn' is streng verboden. 

Playa El Hierro, het brede strand aan de zeestraat tussen Fuerteventura en Lanzarote, ligt vol met witte, grillig gevormde kalkskeletten van kalkalgen. 

Op de achtergrond Lanzarote.

Door de golven worden de kalkfragmenten afgerond en op grootte gesorteerd. Het witte materiaal lijkt sprekend op gepofte maïs.

Sinds het strand bij Majanicho een beschermde status heeft gekregen, is het meenemen van 'versteende 'popcorn' streng verboden. 

De grillig stukjes witte kalk zijn fragmenten van roodalgen (Lithothamnion coralloïdes). De algen komen vrijwel zeker van de bodem van de zogenaamde ‘estrecho de Bocaina’. Dit is de smalle, slechts 42 meter diepe zeestraat tussen Fuerteventura en Lanzarote. De zeebodem is daar bedekt met kolonies van deze roodalgen. Ze worden roodalgen genoemd door het rode tot violetrode pigment dat ze afscheiden. Deze eencellige organismen vormen een soort kolonies die kalk afscheiden. De algen leven in grote korstvormige platen op de zeebodem en vormen hier en daar zelfs riffen. Door weersomstandighheden en zeestroming worden de kalkskeletten op het strand geworpen. De rode kleur verdwijnt daar al heel snel. 

Kolonies van rode kalkalgen (Lithothamnion coralloïdes) op de ondiepe zeebodem tussen Fuerteventura en Lanzarote.

Van de zeebodem 'geoogste' kalkalgen van Lithothamnion bezitten nog hun roodachtige kleur.

De kleur van deze roodalgen varieert zalmrood tot paarsrood. Door blootstelling aan zonlicht verbleekt de rode kleur heel snel.