Steen van de dag

Zwerfsteensoorten onder de loep

In dit hoofdstuk komen in willekeurige volgorde interessante zwerfsteensoorten uit Scandinavië aan de orde. De zwerfstenen worden met één of meer foto's afgebeeld en voorzien van informatie. 

Deze serie wordt regelmatig aangevuld.

 

 

Zwerfstenen blijven voor verrassingen zorgen. De variatie aan steensoorten is bijzonder groot, maar dat niet alleen. Zo nu en dan duikt een zeldzaam exemplaar op, dat een uurtje zoeken in de kou goed maakt. De moeilijkheid bij zwerfstenen is de herkenning. Loop je al wat jaren mee, dan lukt het steeds beter om soorten te herkennen. Daarnaast krijg je soms met omstandigheden te maken die op een andere manier een vlotte herkenning in de weg staan. Neem akkerstenen.

Als er een groep zwerfstenen is waar de meeste verzamelaars met een grote boog om heen lopen, dan zijn het wel zwerfstenen die op akkers voorkomen. Een verblijf van tientallen jaren in en direct onder de bouwvoor zorgt er voor dat de stenen nagenoeg onherkenbaar zijn. Daar wil je als verzamelaar je tijd niet aan spenderen. Bij het oogsten werpt de boer de keien op een hoop, en met een beetje geluk ‘overwinteren’ ze op de akker.

In de loop van de wintermaanden spoelt regen veel vuil weg, en last van onkruid heb je evenmin. Alleen de hardnekkige zwartbruine humusaanslag verdwijnt niet. Dit was ook het geval met de hoop akkerstenen op de foto. Als je trek had kon je nog een aardig maaltje aardappelen tussen de keien verzamelen, hoewel sommige al in een vreemd papperige toestand verkeerden. De hoop keien lag op de westflank van het Hoge Veld. Ieder jaar is er ergens op de akkers in dit gebied tussen Bunne en Norg in Noord-Drenthe na de oogst wel een hoop keien te vinden.

Ekeriet - Zwerfsteen van het Hoge Veld, Norg (Dr.)

De buitenkant is door verwering sterk gebleekt.

Ekeriet- Zwerfsteen van het Hoge Veld (Dr.)

Dezelfde steen met vochtig oppervlak

Ekeriet, detail met hoekige grijze kwartsen, die in netvormige aggregaten zijn gerangschikt

Ekeriet - Zwerfsteen van het Hoge Veld (Dr.)

Dezelfde steen van de andere zijde gefotografeerd

Ekeriet, detail van het breukvlak met veel grijze kwarts en alkaliverldspaat. Zwarte biotiet vormt spaarzame spikkels in het gesteente

Het herkomstgebied in het Zuidnoorse Oslo-gebied is met rode stippen aangegeven

In de loop van de tijd heb ik op het Hoge Veld verschillende zeldzame ‘Noren’ gevonden, de bekende rhomben-porfier voorop. Nu en dan kom je ook andere soorten tegen, maar die zijn een stuk moeilijker te herkennen. Mijn eerste Ekeriet, een bleekkleurige oranje graniet uit het Oslo-gebied, kwam ook van het Hoge Veld. Het was de eerste zwerfsteenvondst van Ekeriet in Nederland. Een opsteker destijds. Na twee andere vondsten in Ellertshaar en in Borger, ook in Drenthe, vond ik eind februari een vierde exemplaar. Voor zover bekend zijn er in heel Nederland maar vijf vondsten van dit bijzondere gesteente bekend. De steen raapte ik op uit de hoop op de foto. De keien waren zo onaantrekkelijk en vuil dat ik ze pas een paar dagen geleden schoongemaakt heb en….ze daarna trakteerde op onderdompeling in water met dikke bleek. Hierdoor verdwijnt ook de hinderlijke bruine humusaanslag.

Na de schoonmaakbeurt bleek dat er onder de meegenomen stenen een Ekeriet schuilging. Ik had de steen meegenomen omdat hij mij bijzonder leek, maar in het veld  kreeg ik er geen vinger achter.

Opnieuw een Ekeriet. De graniet is aan de buitenzijde door verwering sterk gebleekt. Op het breukvlak is de kleur in vochtige toestand geeloranje. Zo te zien bestaat deze Ekeriet uit twee mineralen: alkaliveldspaat en kwarts. Hier en daar zijn wat kleine zwarte vlekjes te zien van biotiet en kleine roodverkleuringen door hematiet. Plagioklaas is nagenoeg afwezig, ook zwartgroene aegerien (=augiet-soort) ontbreekt. Kwarts is in ruime mate aanwezig. De kristallen zijn meest hoekig, en glazig grijs. De kwartsen vormen aan elkaar gegroeide aggregaten. Ekeriet kan veel kwarts bevatten, soms meer dan 40%. Bij deze zwerfsteen is dit niet het geval, hoewel het kwartspercentage hoog is.

Ekeriet is een gidsgesteente uit het Oslo-gebied in Zuid-Noorwegen. Het dankt zijn naam aan het Eikern-meer in dat gebied. Verder komt het gesteente ook nog voor noordelijk van de stad Oslo. In de petrologie is Ekeriet een alkaliveldspaat-graniet, d.w.z. dat deze graniet geen of heel weinig plagioklaas bevat. De steen wordt opgenomen in de collectie van het Hunebedcentrum.

Vulkanische conglomeraat

Gesteenten als deze zijn vooral bekend uit de Midden-Zweedse provincie Dalarna in Zweden. Als zwerfsteen worden ze niet zo vaak gevonden. Het bekendste voorbeeld is Digerberg-conglomeraat, een conglomeratisch gesteente dat geheel samengesteld is uit centimeters grote rolstenen van allerlei porfiertypen. 

Vulkanische conglomeraten ontstaan vooral in de onmiddellijke omgeving van actieve vulkanen. Ze bestaan vrijwel volledig uit kleine en grotere fragmenten van vulkanische gesteenten. De grotere 'kiezels' zijn vaak afgerond, vandaar ook dat ze onder conglomeraten gerangschikt worden. Vulkanisch conglomeraten vormen het bewijs dat deze door stromend water zijn afgezet.

Veel vulkanische conglomeraten ontstaan tijdens heftige stortbuien, die het gevolg zijn van heftige uitbarstingen. Regen vermengt zich met het losse vulkanische materiaal op de vulkaanhelling en vormt zo soms vernietigende modderstromen. Deze modderstromen worden lahars genoemd. De conglomeraat op de foto is ruim 1.500 miljoen jaar oud.

Bruine Baltische kwarts-porfier

Het is een gidsgesteente, maar het vreemde is dat niet bekend is waar deze porfier precies vandaan komt. Bruine Baltische kwarts-porfier komt in het Hondsrug-gebied in Drenthe nog het meest voor, maar zwerfstenen ervan zijn in overig Nederland erg zeldzaam.

Deze porfier doet sterk denken aan Aland kwarts-porfier, Echter, de kleur is anders, de ovale kwartseerstelingen zijn minder sterk ingesneden, dus minder gecorrodeerd. Ook zijn er meer kleine veldspaatkristallen en splinters aanwezig. Hier en daar is een grotere eersteling zichtbaar van kaliveldspaat.

Bruine Baltische kwarts-porfier is waarschijnlijk net als Rode Oostzee kwarts-porfier afkomstig van het Noord-Baltische rapakivi-gebied dat voor een groot deel op de bodem van de noordelijke Oostzee bloot ligt. Het zuidelijke deel is bedekt door Paleozoïsche kalksteenafzettingen. Het Noord-Baltische rapakivi-gebied ligt tussen dat van Aland en Kökar en de Estse eilanden Saaremaa en Hiumaa. Jammer is dat nergens gesteenten van dit massief boven water uitsteken. 

Anorthiet-gabbro
Gabbro's zagen we al vaker voorbijkomen. Je hebt ze namelijk in 'alle kleuren en maten'. De gabbro op bovenstaande is een prachtig voorbeeld van een zwerfsteen die je van twee namen kunt voorzien. Het eerste dat opvalt is dat het een zeer grofkorrelig type is. Echter, het is de violetgrijze kleur die intrigeert. Dit komt bij zwerfstenen van gabbro wel meer voor. Het is de soort plagioklaas die dit veroorzaakt. 

Hoewel je de verschillende plagioklazen niet met het blote oog kunt determineren, is het niet al te gewaagd om deze kleurvorm aan anorthiet toe te rekenen. De opvallende violetgrijze kleur komt het meest bij deze veldspaatsoort voor. 
In het gesteente zijn verder donkere ringen zichtbaar om een onregelmatig gevormde lichtkleuriger kern. Deze smalle zwartgroene ringen duiden op coronavorming, omzetting van de oorspronkelijke mineralen in andere. Het is dus een vorm van metamorfose. In gabbro komt vaak olivijn en vooral pyroxeen (=augiet) voor. Omdat Scandinavische gabbro's geologisch zeer oud zijn, zijn pyroxeen en olivijn vaak omgezet in amfibool, met daaromheen een randje van een ander type amfibool (actinoliet), soms vergezeld van spinel. Deze zwerfsteengabbro mag daarom ook 'coronietische gabbro' genoemd worden. 

 

Vehmaa-graniet

In de natuursteenhandel is deze graniet nog steeds een van de populairste natuursteensoorten. Het gelijkmatig rode en gelijkkorrelige gesteente wordt op allerlei manieren verwerkt, zo ongeveer van bokalen en aanrechten, via gevelbekledingen tot grafmonumenten. In Groningen staat het plein voor het UMCG vol met deze graniet.

In de steenhandel staat het gesteente bekend onder de naam 'Balmoral Red'. Deze uitermate gelijkmatige en prettig gekleurde granietsoort wordt in grote steengroeven gewonnen in het rapakivigebied van Vehmaa, bij de plaats Uhlu. 
Vehmaa-graniet is dus een rapakivi-graniet.

Veel zwerfsteenliefhebbers hebben van rapakivi-graniet een heel andere voorstelling. Het bekendste type is Aland-rapakivi. Komt als zwerfsteen bijzonder algemeen voor in Nederland. Zwerfstenen van het vasteland van Zuidwest-Finland zijn een stuk zeldzamer. Ook in het aan rapakivi's zo rijke Hondsrug-gebied zijn deze Finse rapakivi-granieten mondjesmaat vertegenwoordigd. Een zwerfsteenvondst van Vehmaa-graniet is daarom een buitenkansje. Voorbeelden zijn gevonden in de keileem van Groningen en in Emmerschans. De steen op de foto komt uit de omgeving van deze laatste plaats. Door verwering enigszins gebleekt, kloppen de overige kenmerken helemaal om deze zwerfsteen Vehmaa-graniet te noemen.

Fluïdale Rode Oostzee-porfier

Zwerfstenen van Rode Oostee-porfier zijn niet zeldzaam. Vooral in Oost-Drenthe komen ze relatief veel voor. Het is een zeer oud vulkanisch gesteente dat afkomstig is van de bodem van de noordoostelijke Oostzee. Daar ligt een groot onderzees rapakivi-gebied, waar Rode Oostzee-porfier deel van uitmaakt. 

Deze (kwarts)porfier is ontstaan bij zeer heftige vulkaanuitbarstingen; erupties die vaak gepaard gingen met gloedwolken. Uit het meegesleurde vulkanische materiaal zijn veel Rode Oostzee-porfieren en varianten daarvan ontstaan.

De steen op de foto is echter magmatisch van oorsprong, dus niet ontstaan uit het gloeiend hete afgezette materiaal uit gloedwolken. De fluïdale structuur met evenwijdig verlopende vage strepen is ontstaan toen het zeer taaie hete magma in de krater of toevoergangen daarvan langs inmiddels vrijwel gestolde delen is gegleden.

De 'pitjes' in het gesteente zijn rode eersteling-kristallen van kaliveldspaat. De donkere zijn hoekige kwartsen. Hoewel Rode Oostzee-porfier, zoals gezegd, niet zeldzaam is, is deze fluïdale vorm ervan een uitzondering.
Meer over deze bijzondere porfier lees en zie je op:

https://stenenzoeken.jouwweb.nl/…/zwer…/rode-oostzee-porfier

 

Sorsele graniet-porfier

Er zijn zwerfstenen die je niet iedere dag vindt. Deze vorm van Sorsele-graniet is hier een voorbeeld van. Ik trof hem aan in de collectie van wijlen Z.Loman uit Schoonoord. Loman was een zwerfstenenman die op zijn akkers vaak stenen zocht. Zeker twintig jaar voordat überhaupt bekend werd dat in de ijstijd uit het verre Zweeds Lapland in het Hondsruggebied ook zwerfstenen waren beland, had hij ze al verzameld. Onwetend van naam en herkomst vond hij deze granieten er zo interessant uitzien dat hij ze bewaarde. Een vooruitziende blik. In zijn collectie zijn tot dusver zes Sorselegranieten aangetroffen, allemaal verschillend. Deze granietporfier is de eerste zwerfsteen van dit type die in het Hondsruggebied (Eeserveen) gevonden is.

 

 

Gneis met langstengelige hoornblende-kristallen

Of stenen mooi zijn is afhankelijk van persoonlijke voorkeuren. Roodgekleurde zwerfstenen worden aantrekkelijker gevonden dan grijze of witte. Gaat de rode kleur vergezeld van pistache-groene epidoot, dan laat vrijwel niemand zo'n zwerfsteen liggen.
Toch kunnen grijswitte stenen behalve interessant toch ook erg mooi zijn. Neem deze gneis met zwarte hoornblendenaalden. Gneis zult u denken? Ja, echt, alleen anders gneis dan de meeste. Van de zijkant gezien valt het gestreepte karakter van de steen wel op. Van dichtbij is de grondmassa een borstplaatachtige massa van kwarts en veldspaat. De zwarte naalden zijn porfyroblasten van hoornblende. Deze contrasteren bijzonder fraai met de lichtkleurige grondmassa.

Zwerfstenen ervan zijn in ons land bijzonder zeldzaam. Meer kans heb je in Denemarken en hoe noordelijker je in Jutland komt hoe kansrijker. Probleem is wel als je daar een kei vind van deze grootte. Stuk slaan is uit den boze. Je houdt dan een kapotte kei over, waarvan niemand snapt, waarom juist deze nu kapot moest. Beter is het om dan een paar foto's te maken.

Het gesteente komt uit Zuid-Noorwegen, net opzij van het bekende Oslo-gebied. De vaste rots vind je bij de plaats Skien aan de kust.

Inslagbreccie (Impactiet)

Als enorme meteorieten op aarde inslaan, zijn de gevolgen rampzalig. Uitgestrekte landstreken worden met alles erop en eraan in luttele seconden verwoest. Gelukkig knallen dergelijke grote brokken hemelpuin maar eens in de zoveel miljoen jaar op aarde neer. 

De inslaande meteoriet en de aardkorst eronder verdampen ogenblikkelijk door de energie (warmte) die vrij komt. In een zone eromheen smelten aardkorstgesteenten tot een soort lava. Iets verder van het inslagpunt verwijderd, krijg je een mengeling van verschillende soorten gesteentefragmenten, vergezeld van slierten gesmolten gesteente. Na stolling ontstaat hieruit een inslagbreccie ofwel een impactiet. 

In het Precambrium is in het rapakivigebied van Aland een enorme meteoriet ingeslagen. De zee-inham Lumparn is er het litteken van. De waarschijnlijkheid is groot dat deze zwerfsteen van Ellertshaar in Drenthe daar vandaan komt. Op één van de foto's heb ik de verschillende gesteentedelen met pijlen aangegeven.

Korte tijd later trof ik nog een andere kandidaat aan, die ook verdacht veel weg heeft van een impactiet. Hiermee zou het aantal zwerfsteen-impactieten die in het Hondsrug-gebied gevonden zijn, op vijf komen. In de zwerfsteenwereld een unicum.

 

Myloniet ogen-gneis

Myloniet ogengneis is een metamorf gesteente dat door tektonische oorzaken ontstaan is uit een normale ogengneis. Oplopende spanningen in schuifzones van plooiingsgebergten veroorzaken dat minerale bestanddelen meer of minder plastisch reageren en van vorm veranderen (=deformeren).

Mineraalkorrels verbrokkelen niet zozeer, ook worden ze niet vermalen, zoals eerder wel gedacht, de enorme stress die op de bestanddelen wordt uitgeoefend, maakt dat deze plastisch vervormen, uitgerekt worden en soms zelfs 'versmeerd'. De uitgesmeerd/vervormde mineralen voegen zich in banen, strepen en vegen om de grotere kristallen heen, zoals hier om de grote veldspaatogen in het gesteente. De wijze van vervorming in mylonieten doet soms aan 'vloeiing' denken, maar dit is schijn.

 Mylonieten komen in gesteenten voor van verschillende samenstelling. Ze ontstaan op diepten niet groter dan ca. 4 km. De vorming van myloniet en kataklasiet in plooiingsgebergten gaat vaak samen. De gedeformeerde gesteenten gaan geleidelijk over in niet of slecht weinig vervormde gesteenten.

Grijze Revsund-graniet

Granieten heb je in alle soorten en maten. Ook onder noordelijke zwerfstenen blijkt dit telkens weer. De variatie is bijzonder groot.
Sommige granieten zijn makkelijk leesbaar. Het gaat bij het herkennen van gesteenten nagenoeg altijd om de bestanddelen. Welke bouwstenen zijn er aanwezig? 

Bij graniet heb je er maar vier: kaliveldspaat, kwarts, plagioklaas en biotiet. Als je deze mineralen kunt herkennen, dan is het in principe mogelijk om veruit de meeste granieten op aarde te herkennen. Maakt niet uit waar.

Niet iedere graniet geeft zijn geheimen zo makkelijk prijs als deze op de foto. Opvallend zijn de grote witte tabletten van kaliveldspaat. Verder zijn er ook andere witte vlekjes te zien. Deze zijn meer geelwit van kleur en ook kleiner. Die zijn van plagioklaas, de andere veldspaatsoort. Kwarts vormt overal in het gesteente donkergrijze klodders en opvullingen tussen de veldspaten. Pikzwart tenslotte zijn de kleine schubjes van biotietglimmer. 
Deze Grijze Revsund-graniet is vanwege zijn opvallende grote veldspaten een porfier-graniet ofwel een porfierische graniet en is tevens een fraai gidsgesteente. Herkomst Noord-Zweden. Op de Hondsrug niet zo zeldzaam te vinden.

Witte porfierische Laitila-rapakivi

Eén van de allermooiste zwerfsteenvondsten betrof deze witte rapakivi-graniet. Het was een groot zwerfblok van bijna een meter doorsnede, gevonden bij graafwerkzaamheden bij Zuidbarge in Drenthe.

Het is een porfierische graniet, grijswit van kleur met grote afgeronde kaliveldspaten. Deze ronde veldspaateerstelingen noemt men vanwege de ronde vorm ovoïden. In Aland-rapakivi komen ze ook voor, alleen zijn ze daarin rood van kleur, kleiner ook en vaak omgeven door een witte rand van plagioklaas. Deze mantel van plagioklaas ontbreekt in deze witte rapakivi. Vandaar dat het gesteentetype een pyterlietische rapakivi is.

Bijzonder is dat de ovoïden talrijke zwarte insluitseltjes bevatten. De van oorsprong hoekige veldspaten zijn in het gloeiend vloeibare magma destijds na hun vorming weer deels opgesmolten, waarschijnlijk als gevolg van magmastroming en wellicht ook door samenstellingsveranderingen. Omdat de punten en randen van kristallen het eerst smelten, blijft uiteindelijk een ronde veldspaatbal over. Op het bolle oppervlak hebben zich daarna zwarte mineraaltjes afgezet.Vervolgens is de ovoïde weer gaan groeien, opnieuw aangetast enz. Dit verschijnsel van resorptie, aangroeien en opnieuw opsmelten kan zich vele malen herhalen. In deze witte rapakivi zijn tot bijna 8 cm grote ovoïden gevonden met talrijke concentrische zones met donkere insluitsels. Heel bijzonder.

De herkomst van deze witte zwerfsteenrapakivi is het dorp Karjalankyla in het rapakivi-gebied van Nystad (Laitila) in Zuidwest-Finland. Het is dus een gidsgesteente.

 

Porfierische rapakivi-graniet

Deze maal een detail van een zwerfsteen, vanwege de fraaie eerstelingkristallen die er in te zien zijn. Vorm, kleur en samenstelling laat zien dat het een rapakivi-graniet is die afkomstig is uit het kleine rapakivi-gebied van Kökar, zuidoostelijk van Aland in zuidwest-Finland.

Opvallend zijn de wolkige groene vlekken in het gesteente. Het zijn eerstelingen van plagioklaas. De groene kleur komt door chemische omzetting, waarbij plagioklaas deels omgezet is in groene epidoot. De donkere vlekken zijn van kwarts. In rapakivi-granieten kunnen deze een grootte bereiken tot ca 1,5 cm.

Opvallend is dat in de kwartseersteling linksonder een blauwe ring aanwezig is. Blauw gezoneerde kwartsen komen vooral in rapakivi-granieten van Kökar veel voor. De intensiteit varieert. De blauwe kleur wordt veroorzaakt door zeer kleine parallel geörienteerde naaldjes van rutiel. De naaldjes zijn zo klein en liggen zo dicht opeen dat het blauwe licht in het lichtspectrum verstrooid wordt. De overige kwartsen zijn rookkleurig.

Rechtsboven zijn een aantal eerstelingen zichtbaar van kaliveldspaat. De oranje kristallen zijn doortrokken van evenwijdig gerangschikte adertjes van witte albiet. Kaliveldspaat vormt mengkristallen. Na kristallisatie vindt in vaste toestand ontmenging plaats, waarbij een groot aantal witte, ietwat onregelmatig verlopende dunne adertjes van albiet ontstaan, een zure plagioklaassoort.

 

Graniet met megakristen van kaliveldspaat

Dit is een graniet van een type dat met zijn bestanddelen te koop loopt, zo makkelijk zijn deze te herkennen. De grijze vlekken zijn van kaliveldspaat. De andere veldspaatsoort die doorgaans ook veel in graniet aanwezig is, is plagioklaas. Dit veldspaatmineraal vormt kleinere gelige vlekken. Ook de meer roestkleurige onderaan zijn van plagioklaas. De rest is kwarts. 

Als je deze mineralen bij elkaar aantreft, in deze percentages, dan weet je dat je met een graniet te maken hebt. Toch mist er iets: Biotiet. Het donkere glimmermineraal is er wel, maar is weinig aanwezig. Aan de buitenkant ontbreekt het. Gevolg van verwering.

Opvallend in het gesteente zijn de grote kaliveldspaten. Ze vormen eerstelingen van verscheidene centimeters. De kristallen zijn zo groot dat van megakristen sprake is.

Al met al een prachtige, duidelijke graniet, die door verwering in een zandige akker op de Hondsrug in Drenthe zijn fraai herkenbare uiterlijk kreeg.

Porfierische biotiet-graniet

Graniet komt veel voor op aarde. Ook in Zweden en Finland komt dit gesteente op talloze plaatsen voor. Er zijn onnoemlijk veel 'soorten' graniet. Ze verschillen in kleur, korrelgrootte en ook in samenstelling. Eén ding staat voorop: kwarts is voor graniet essentieel. Wil je van graniet spreken dan moet kwarts zeker 20% van de minerale bestanddelen innemen.

Kleurend en beeldbepalend in graniet is kaliveldspaat. In de graniet op de foto vormt deze veldspaatsoort opvallende grijze tabletten. Men noemt ze ook wel eerstelingen of eerstelingkristallen. Deze veldspaattabletten waren bij de kristallisatie van het grotendeels nog gloeiend vloeibare magma al aanwezig. Ze zijn ingebed in een normaal granietische grondmassa van kwarts, kaliveldspaat, plagioklaas en biotiet.
Vanwege de opvallende structuur noemt men dergelijke granieten porfierisch.

De graniet op de foto komt hoogstwaarschijnlijk uit Zuid-Zweden. Zwerfsteenverzamelaars noemen dit graniettype Halen-graniet.

Schriftgraniet

Je blijft ze oprapen, zwerfstenen van schriftgraniet. In het Hondsruggebied zijn deze niet zeldzaam. Zaak is alleen de echt mooie mee te nemen. Dat lukt nu en dan.

Schriftgraniet is eigenlijk een pegmatiet. De naam duidt daar ook op, maar wij hebben er schriftgraniet van gemaakt en reserveren de naam pegmatiet voor grootkorrelige, lichtkleurige veldspaat/kwarts-gesteenten.

De schriftfiguurtjes in schriftgraniet zijn dwarsdoorsneden van lange, gehoekte kwartslijsten, die tegelijkertijd met het kristalliseren van kaliveldspaat zijn ontstaan. Kwarts wordt onder bepaalde kristallisatie-omstandigheden gedwongen kristalvlakken van veldspaat te volgen. Met als resultaat, korte of langere, parallel gerangschikte smalle lijsten van heldere kwarts, die op dwarsdoorsnede op letters van ons alfabet lijken. J, L, I, V, T, C, O, D komen afhankelijk van het type schriftgraniet regelmatig voor. Soms lijken de tekens wel op Arabisch of Hebreeuws.

Finse porfier-graniet

Zwerfstenen van Aland zijn in het Hondsrug-gebied het algemeenst, die uit het kleinere rapakivi-gebied van Kökar ten zuidoosten van Aland zijn iets minder algemeen, maar toch makkelijk te vinden.
De bekendste zwerfsteensoort van Kökar is Finse graniet-porfier. Met zijn grote, vaak tabletvormige eerstelingkristallen van kaliveldspaat, die in een fijnkorrelige grondmassa van veldspaat, kwarts en donkere mineralen lijken te zweven, zijn zwerfstenen heel makkelijk te herkennen. Daarnaast heb je ook Finse porfier-graniet. Wat is nu precies het verschil?

Het zit hem in de grondmassa. In Finse graniet-porfier is deze fijnkorrelig. De afzonderlijke mineraaltjes zijn nog net met het blote oog te herkennen. Heb je een Finse porfier-graniet, dan is de grondmassa veel grover. Denk je de grote eerstelingkristallen weg, dan hou je bij dit zwerfsteentype een normale graniet over. Bij Finse graniet-porfier spreek je van een micro-graniet, vanwege de fijnkorreligheid. 

De verschillen tussen beide gesteenten verlopen gradueel. Scherpe grenzen zijn niet aanwezig. Vaak wordt het aan de vinder/verzamelaar overgelaten om in twijfelgevallen de ene of andere naam te gebruiken. 

In deze porfier-graniet valt de bijzonder grote eersteling van kaliveldspaat is. Zo groot dat men van een megakrist spreekt. Het veldspaatkristal laat zien dat deze in fasen is gegroeid met onderbrekingen waarbij het gevormde kristal in het magma weer deels is opgesmolten. Daarna vond hergroei plaats.

 

Gedeformeerde pegmatiet

Bij pegmatiet denk je al snel aan een vriendelijk gekleurd gesteente met grote tot zeer grote kristallen. Een beetje verder gedacht en je hebt schriftgraniet in beeld, ook pegmatiet. Kijk je naar deze steen en je hebt een beetje verstand van zwerfstenen, dan denk je aan een gneis en niet aan pegmatiet. Klopt.

De steen op de foto is een gneis, maar is ontstaan uit pegmatiet. Het is zelfs een gidsgesteente, sowieso een wonder bij metamorfe gesteenten. 

Metamorfose verandert gesteenten soms zo sterk dat het uitgangsgesteente volstrekt niet meer te herkennen is. Dit is bij deze gneis echter wel het geval. De oranjekleurige kaliveldspaat-kristallen zijn gedeformeerd en uitgewalst tot strepen en lensvormen. Kwarts kristallen zijn uitgerekt tot grijze strepen. Plagioklaas, die andere veldspaatsoort, vormt in het gesteente lichtere, ietwat geelachtige banden vlekken en lensjes. Donkere mineralen ontbreken vrijwel geheel.

Dit gesteente is door zijn kleurcombinatie en samenstelling te herkennen als één van de vele typen gedeformeerde pegmatiet, die voorkomen langs de zuidwestkust van Zweden. De oorspronkelijk aanwezige pegmatietgangen zijn het tijdens de Zweeds-Noorse orogenese (gebergtevorming), zo'n slordige 1100 miljoen jaar geleden, gedeformeerd. Dit was de laatste maal dat Scandinavië een hooggebergte rijk was.

Kataklasiet

Is een veel voorkomend zwerfsteentype, maar iedere keer is het beeld anders. Kataklase is een begrip in de geologie waarbij krachten in de diepe aardkorst gesteenten deformeren tot breccies en mylonieten.

De steen op de foto is een voorbeeld van brosse deformatie. Het gesteente is doortrokken van scheuren en scheurtjes met daarnaast smalle zones waarin het gesteente volkomen vermalen is. 

Kataklasieten ontstaan langs bestaande en nieuwe breukzones, vooral tijdens gebergtevorming. Hierbij verschuiven gesteenten aan weerszijden van de breuk ten opzichte van elkaar. De krachten die hierbij optreden zijn bijzonder groot, zo groot dat geen enkel gesteente hier tegen bestand is. Het gevolg is dat de samenhang van het het gesteente verloren gaat. Het eindresultaat is, zoals hier op de foto, een tektonische breccie: een soort legpuzzelsteen.

Kataklasieten ontstaan alleen lokaal, ze hebben dus nooit een grote verbreiding. Heel vaak zijn de ontstane scheuren naderhand door verkitting hydrothermaal gevuld met groene epidoot. We zien dit vooral bij granieten. In deze steen, die oorspronkelijk een fraai oranje gekleurde pegmatiet moet zijn geweest, zijn de breuken opgevuld met kwarts.

Stockholm vlekken-kwartsiet

Stockholm vlekkenkwartsiet is in meerdere opzichten een verkeerd gekozen naam. Het is een gidsgesteente waarvan de herkomst in Zweden bekend is: een gebied zuidwest van Stockholm. Welnu, dit klopt niet. Dit type gesteente is daarvandaan niet bekend. Waar ze wel voorkomen? Een stuk zuidelijker, in de buurt van de kustplaats Västervik in Zuidoost Zweden. Dat is één.

Een ander ding dat niet klopt is de naam vlekken-kwartsiet. Het gesteente is vroeger weliswaar een zandig sedimentair gesteente geweest, maar is  door gebergtevormende krachten diep in de aardkorst bij hoge druk en een sterk verhoogde temperatuur omgezet in .....migmatiet.

Stockholm vlekken-kwartsiet is een karakteristiek gesteente dat opvalt door de talloze kleine, ca 3-4 mm grote, pitjes in een zeer fijnkorrelige kwarts/veldspaat/biotiet matrix. De pitten tonen in het centrum een donkere punt met daaromheen, vaak gezoneerd, een kwarts/veldspaat omhulling. Ruimtelijk zijn het kogeltjes die een zwarte kern van biotiet bezitten. Dit laatste is trouwens alleen goed onder de microscoop te zien.

De omvorming/omzetting van het oorspronkelijke gesteente betekent dat dit gidsgesteente metamorf van aard is. De pitjes zijn nieuwvormingen die door rekristallisatie zijn ontstaan. Stockholm vlekken-kwartsiet is in gesteentekundig opzicht een migmatiet met een stictolietische structuur. Als zwerfsteen bijzonder zeldzaam.

 

Aland-graniet

In het Hondsrug-gebied strompel je er bij wijze van spreken over. Rapakivi's zijn de huismussen onder de noordelijke zwerfstenen met Aland-rapakivi als typische ringetjes-graniet als bekendste. 

Aland-graniet is ook een rapakivi-graniet. Lijkt in veel onderdelen veel op Aland-rapakivi alleen mist deze graniet de typische ronde veldspaatballen (ovoïden) met de witte rand eromheen. Aland-graniet komt meer voor dan Aland-rapakivi, alleen valt minder op.

Bijzonder is dat de grondmassa van de veel Aland-granieten niet als in Aland-rapakivi uit een fijngrafisch mengsel bestaat van kaliveldspaat en kwarts. Fijngrafisch betekent dat beide mineralen zo met elkaar vergroeid zijn dat deze een soort mini-schriftgraniet vormen. Men noemt dit granofierisch.

 De veldspaat/kwartsvergroeiingen komen vooral fraai tot uiting bij stenen die door verwering gebleekt zijn. In het Hondsruggebied zijn die niet moeilijk te vinden. Akkers liggen er na de oogst en in de winter soms vol mee. De donkere kwartsfiguurtjes contrasteren sterk met de bleke kaliveldspaat. In het gesteente zijn in grofte verschillende vergroeiingen te ontdekken. Vaak zijn het waaiertjes, rozetjes en smalle randen om aanwezige eerstelingen. Het mooist is Aland-graniet onder de loep of beter nog onder een binoculair. Hoe mooi kan heel gewoon zijn.

 

Arkose

Veel stenenliefhebbers zullen bij het zien van de foto aan graniet denken. Je ziet immers grijze en blauwgrijze kwarts, oranje veldspaatjes in een matrix die fijnkorreliger is. Toch is niet alles wat het lijkt.

 De steen is een arkose, maar omdat de korreltjes groter zijn dan 2 mm, is de afspraak dat we dan spreken van een conglomeratische arkose. 
Arkose is een sterk veldspaathoudende zandsteen, zeg maar het product van verwerende granietbergen. Het hoge gehalte aan veldspaat en ook de kleur ervan duidt erop dat het sediment dichtbij of zelfs aan de voet van het granietgebergte is afgezet. Chemische verwering speelde nog geen rol.

Bijzonder is dat van het granietgebergte zelf hoogstwaarschijnlijk niets meer over is, alleen de verwerings-producten is op sommige plaatsen in Scandinavië overgebleven. Hoe oud dit gesteente is, is niet helemaal zeker, maar ergens tussen de 1300 en 1500 miljoen jaar. Hoog in de noordelijke Oostzee en op enkele plaatsen in de Botnische Golf komen zandsteenlagen voor die in de geologie bekend staan als Jotnische zandsteen, Precambrisch dus. Zwerfstenen hiervan komen in het Hondsrug-gebied veel voor. Daaronder ook deze arkoses en conglomeratische arkoses.

Viborgiet

Rapakivi-zwerfstenen zijn er zat, zowel in aantal als in 'soort'. Het belangrijkste type is Aland-rapakivi, een roodachtige graniet vol met witte ringetjes. Zwerfsteenliefhebbers houden aan de naam Aland-rapakivi vast. Het is tenslotte een steensoort waarvan de herkomst in Zuidwest-Finland bekend is. Een groot deel van de Aland-eilanden bestaat uit dit gesteente.

Gesteentekundig is Aland-rapakivi een Viborgiet. Het mooist met ook de grootste ringenstructuur komt voor in het oosten van Finland rond de stad Viborg. Vandaar ook de naam Viborgiet.

De witte ringen zijn van plagioklaas, een veldspaatsoort die makkelijk wit verweerd. Ruimtelijk vormt plagioklaas een dunne mantel rond een roodachtige bal of kogel van kaliveldspaat. Deze rondachtige kaliveldspaten duidt men aan als ovoïden (van ovos=ei). Aland-rapakivi - dat is in de petrologie nu eenmaal afgesproken - is ook een Viborgiet. De korrelgrootte van de mineralen doet hierbij niet ter zake.

Zwerfsteenliefhebbers maken onderscheid tussen Viborgiet van het Aland-type (Aland-rapakivi) en 'echte' Viborgiet. Deze laatste bezit ovoïden met plagioklaasmantels die veel grotere doorsneden bezitten. Deze viborgieten zijn als zwerfsteen uitermate zeldzaam. Waar ze precies vandaan komen is niet bekend. Vermoedelijk het onderzeese Noord-Baltische rapakivi-massief dat op de bodem van de noordelijke Oostzee voor een deel bloot ligt. In de ijstijd werden deze gesteenten door het gletsjerijs geërodeerd. Maar nogmaals Viborgiet met ovoïden van 4cm en meer en dikke ringen van plagioklaas komen als zwerfsteen nauwelijks voor. Ik vond eerder in Emmerschans een grote zwerfkei, de eerste volgens mij. Vandaag op de Hortus in Haren liep ik langs een rij keien die de afscheiding vormden naar een grasstrook. Daar lag een 2e Viborgiet. Het is geen schoonheid, maar bijzonder is deze wel. Krijgt vast een prominente plaats in de Hortus.

De foto's tonen hoe de steen er uit ziet. ter vergelijking voeg ik er een Aland-rapakivi bij.

 

Zweedse Helsinkiet

Deze steensoort kwam al eens voorbij. Vanwege de fraaie structuur en kleur nog een ter aanvulling. 

Zweedse helsinkiet is in de zwerfsteenliefhebberij de tegenhanger van Finse helsinkiet. Deze laatste is een zwerfsteensoort met (room)witte veldspaat en roodbruine epidoot. Het gesteente bevat geen of nauwelijks kwarts en doet syeniet-achtig aan. Helsinkiet komt als vaste rots voor in het centrum van de Finse hoofdstad Helsinki.Vandaar ook de naam. 

Zwerfstenen van Finse helsinkiet zijn in het Hondsruggebied zeldzaam. Deze komen echter niet uit Helsinki, maar zijn afkomstig van kleine voorkomens in de omgeving van Aland en de noordoostelijke Oostzee. 

Zweedse helsinkiet bestaat ook uit veldspaat en epidoot, maar in een andere kleurcombinatie: roodachtig, oranje en groen. Dit gesteente dankt zijn rijkdom aan groene epidoot aan hydrothermale omzetting. Het is dus metamorf. Het oorspronkelijke gesteente was een grootkorrelige porfierische graniet. Hete diffunderende vloeistoffen hebben het gesteente in het verleden geleidelijk omgezet. Kaliveldspaat bleef betrekkelijk onaangetast, kwarts, plagioklaas en wellicht ook biotiet werden omgezet in groene epidoot.

De fraaie rood-groene kleur van het gesteente maakt dat zwerfstenen ervan, vooral in vochtige toestand, door vrijwel iedereen wordt opgeraapt. Sterker nog, fijnkorreliger varianten worden verslepen tot sieraden.

Zweedse helsinkiet is geen gidsgesteente. Het komt in talloze variaties op veel plaatsen voor in het Zweeds-Finse grondgebergte.

Vlammenpegmatiet

Zo noemt men een groep lichtkleurige, meest grofkorrelige veldspaat/kwartsgesteenten, die ooit pegmatieten waren, maar door krachten in de aardkorst gemetamorfoseerd raakten. Ze kregen het uiterlijk van gneis.

Vlammenpegmatiet wordt zo genoemd omdat de bestanddelen, kwarts en kaliveldspaat en plagioklaas, uitgewalst werden tot soms vlam-achtige vormen en structuren. Aan zwerfstenen is dit vaak goed te zien.

Vlammen-pegmatiet is nog niet zo lang erkend als gidsgesteente. Aan de zuidwestkust van Zweden komen in het grondgebergte talloze smalle en bredere gangen voor van oranje tot oranjerode pegmatiet. Sommige van deze pegmatieten zijn weinig gedeformeerd, andere daarentegen veranderden door gebergtedruk in gneis en ogengneis. Er komen zelfs schriftgranieten onder voor. Dit deformatieproces vond plaatst tijdens de laatste grote gebergtevorming in het Precambrium, toen Zuid-Noorwegen en Zuidwest-Zweden deel uit maakten van de botsingszone van twee continentale landmassa's. Uit deze Zweeds-Noorse orogenese ontstond een hooggebergte, dat in de loop van de tijd tot op zijn wortels geërodeerd werd en volkomen van de kaart verdween. Alleen de gesteenten in genoemde gebieden getuigen van deze gebeurtenis. 

Vlammenpegmatiet is een prachtig gesteente, is (geel)oranje tot oranjerood met verspreid vlammen en vegen van geelachtige en ook gedeformeerde plagioklaas. De heldergrijze kwarts is door druk uitgewalst tot strepen en lenzen. 

 

Graniet met kataklase

Onder noordelijke zwerfstenen zijn ze niet zeldzaam, stenen met verschijnselen van kataklase. De groen met rode granieten zijn het makkelijkst herkenbaar. Vooral aan de steenstranden langs de Oostzee in Duitsland en Denemarken zijn deze zwerfstenen makkelijk te vinden. In natte toestand zijn het uiterst aantrekkelijke stenen.

Kataklase is een verschijnsel in gesteenten waarbij sprake is van vergruizing van de minerale bestanddelen. Dit treedt op als gesteenten langs breuken verschuiven. De enorme druk veroorzaakt dat bijvoorbeeld in graniet mineralen breken, versplinteren en stoffijn vergruizen. Na vergruizing vindt verkitting plaats van gruis en gesteentemeel. Omdat kataklase optreedt op vrij grote diepten, speelt heet grondwater een belangrijke rol. Bestanddelen als plagioklaas worden hierbij hydrothermaal omgezet in pistache-groene epidoot. De vaak roodachtige kaliveldspaat blijft onveranderd. In de zone met kataklase komen allerlei kleine en soms ook grotere gesteentesplinters voor. Ook in de steen op de foto is dit het geval. Vooral de grijsblauwe kwartsstukjes zijn goed zichtbaar.

Tinguaiet van Dalarne

Op de geo-excursie van het Hunebedmuseum naar het Emsland werd  deze merkwaardig en tegelijk opvallend blauwgroene zwerfsteen gevonden. De steen zat weliswaar vol vlekken, maar de kleur intrigeerde. 

Hoewel afwijkend van het bekendste type, is het een Tinguaiet van Dalarne. 
Tinguaiet is een zeldzame zwerfsteensoort, afkomstig uit de omgeving van Särna in Dalarne (Midden-Zweden) en is van vulkanische oorsprong. Het gesteente vormt tot 3 meter brede spleetvullingen in een omgeving met andere vulkanieten.
Tinguaiet is in feite een verouderde naam, maar als zo vaak in de zwerfsteenliefhebberij zijn eenmaal ingeburgerde namen vrijwel niet uit te roeien. 

Tinguaiet is een 'onderverzadigd' gesteente. Dit wil zeggen dat voor het vormen van veldspaten te weinig silica in het magma aanwezig was. Naast gewone veldspaat ontstaan dan ook zogenoemde veldspaatvervangers als nefelien en cancriniet. In de petrografie heten dergelijke vulkanieten fonoliet.

In veel typen Tinguaiet zijn zwarte naalden van aegerien aanwezig, vaak enigszins parallel gerangschikt. Deze ontbreken in dit type. Aegerien is wel aanwezig, maar vormt in deze zwerfsteen kleine zwarte pitjes. 

Quetschstein

Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, is deze steen niet van Duitse origine. Er is gewoon geen goede Nederlandse naam voor. Ja, gekwetste steen of zoiets. Maar dit bekt niet.

Quetschsteine zijn gebroken en weer aaneengekitte stenen, meestal van kalksteen, want het bindmiddel is kalk dat uit circulerend grondwater is uitgescheiden.

Quetschsteine komen voor in een keileemtype dat op de Hondsrug op een aantal plaatsen voorkomt, o.m. op de noordelijke Hondsrug tussen Haren en Groningen. Deze keileem bevat enorm veel stenen. Keileem en stenen zijn door de Hondsrug-IJsstroom op het laatst van de Saale-ijstijd hier afgezet. 

Hoogstwaarschijnlijk bevonden keileem en stenen zich op een hoger niveau in het gletsjerijs, want sinds Letland in de Oostzee heeft deze morene geen contact meer met de ondergrond gehad. 

Smeltprocessen op en in het ijs hebben de keileem deels uitgespoeld. Zand, grind en stenen zijn in het ijs door smeltwater gesorteerd en in lagen, pakketten naast en boven elkaar afgezet. Tegelijkertijd ontstonden onregelmatige opeenhopingen, zeg maar stenenbanken en dito pakkingen met louter grotere zwerfkeien. 

Door gewicht, ijsdruk en afglijding zijn vooral kalkstenen door hun buurstenen gekraakt en kapot gedrukt. De brokstukken bleven bij elkaar omdat deze geen kant op konden. Het zeer kalkrijke water in keileem en keienpakkingen heeft deze Quetschsteine weer geheeld. Het zijn dus simpelweg kalksteenbreccies, maar op een heel bijzondere manier ontstaan. Quetschsteine heb je in allerlei groottes. Ook hoe ze er uit zien en in welke mate ze gebroken zijn verschilt nogal.

Desquamatie


Soms vind je zwerfstenen met een merkwaardig gecraqueleerd oppervlak. Het oppervlak toont een patroon van scheuren dat zich tot op enige afstand onder het oppervlak voortzet. De kern van de steen is volkomen gaaf.
Vreemd toch?

Er is een verklaring voor. Het gaat niet om een of andere vorm van chemische verwering, hoewel dit in aanleg wel een rol speelt. Diabaas bevat ijzerhoudende mineralen die bij verwering tot roestvorming leiden. Het gevolg hiervan is een volume-toename door de vorming van roestproducten.

 Dat het verschijnsel vooral bij fijnkorrelige diabazen en basalten optreedt, wordt veroorzaakt door verwering en oplossing van plagioklaas. Hierdoor neemt in de buitenlagen van de steen het porie-volume sterk toe. Deze poriën nu spelen een belangrijke rol. Hierdoor ontwikkelt zich aan de buitenzijde van de stenen een opvallend patroon van barsten. De eigenlijke oorzaak is ijsvorming.
Bodemwater dat via poriën in het gesteente doordringt, oefent bij bevriezing een enorme druk uit. Hierdoor kunnen heel kleine scheurtjes ontstaan. Bij herhaaldelijk bevriezen, ontdooien en weer bevriezen ontstaan steeds meer en ook grotere barsten. Omdat het effect betrekkelijk gelijkmatig in het gesteente optreedt, ontstaat automatisch een patroon dat aan gebarsten glazuur herinnert. Dit verweringseffect noemt men desquamatie. Het treedt alleen op bij hevige koude, zoals die vooral aanwezig was in de tweede helft van de laatste ijstijd. Dit wil niet zeggen dat het verschijnsel zich ook al niet voordeed in de Saale-ijstijd.

De druk die bij het bevriezen van poriewater optreedt is enorm. Bij temperaturen onder -20 graden C. zien we deze oplopen tot meer dan 2000 kg/cm2. Veel gesteenten geven het al op bij enige tientallen kg/cm2!

Aland graniet-porfier van dichtbij

Veel zwerfsteenverzamelaars zagen en polijsten hun vondsten. Je ziet het gesteente dan zoals het werkelijk is: kleurrijk en onverweerd. Min of meer hetzelfde effect bereik je als je van een kei een stuk af slaat en dat nat maakt. Ook dan zijn details prachtig zichtbaar. 

Op de foto van deze gepolijste graniet-porfier is een opvallend vierkant/ruitvormig eerstelingkristal zichtbaar. De relatief dikke vuilgroene rand is van plagioklaas. Deze omhult een kristal van kaliveldspaat. Bij rapakivi's is het heel gewoon dat mineralen ringen, kransen en omhullingen om elkaar heen vormen. Het vaakst zie je plagioklaas rond kaliveldspaat. Bij Aland-rapakivi spreek je niet voor niets van 'ringetjes-graniet'. 

Rond het vierkante eersteling-kristal is een heel fijn 'gewriemel' zichtbaar van fijngrafisch vergroeide veldspaat en kwarts. Het is een soort schriftgraniet in micro-uitvoering. Naar buiten toe worden deze vergroeiingen grover van aard. 

De opvallende ronde grijze vlekken zijn doorsneden van kwarts. Kwartskristallen vormen in rapakivi's vaak fraaie dubbelpiramides. Door magmatische stroming en mogelijk ook door samenstellingsveranderingen zijn deze kwartseerstelingen in het magma deels weer opgesmolten. Gecorrodeerd noemt men dit. In Aland kwarts-porfier zijn de ronde kwartsen zelfs doortrokken van kleine oplossings-gangetjes en uithollingen. In deze graniet-porfier is dit laatste niet het geval.

Al het oranje op de foto is kaliveldspaat, de grijze vlekjes zijn kwarts. De donkere vlekken zijn van biotiet.

Aland graniet-porfier is een zeer gewone zwerfsteen in het Hondsrug-gebied. Een soort huismus. Bij het zoeken kijk er nauwelijks meer naar om. Nu, gepolijst, wordt het een ander verhaal. Zo vertellen zwerfstenen steeds weer nieuwe verhalen.

 

Coronietische gabbro

Je zou bij deze zwerfsteengabbro ook van meta-gabbro mogen spreken, want het gesteente is metamorf. Meta-gabbro's zijn als zwerfsteen bepaald niet zeldzaam. De meeste komen uit Zweden. Sommige en ook veel zeldzamer komen uit het Bamble-gebied in Zuid-Noorwegen.

In een strook van ca. 30 bij 150 km langs het Skagerrak komen op een aantal plaatsen kleine intrusies voor van olivijngabbro. Deze gabbro's hebben vergeleken met die uit Zweden een karakteristiek coronietisch uiterlijk. Om nog aanwezige bruinige tot ietwat oranjeachtig gekleurde olivijnkorrels zijn donkere reactieranden aanwezig. Deze randen bestaan uit een binnenschil van pyroxeen (=augiet) en een buitenschil van hoornblende die onder sterke vergroting vergroeid zijn met groene spinel. Met de loep valt van dit laatste niet veel te zien. Coronavorming rond olivijn trad alleen op wanneer deze in contact stond met plagioklaas. In sommige gevallen is in ijzerrijke delen van deze gabbro's de hoornblende later vervangen door granaat. In deze steen is dit echter niet het geval. 

Deze gabbro is gevonden in Ellertshaar, in Drenthe. Jaren geleden kwamen bij het zuigen van zand geregeld grotere zwerfstenen voor de zuigbuis te vast zitten. Ze werden opgevangen in een keienvanger. Deze werd vrijwel dagelijks geleegd, waarbij de stenen op het land gegooid werden. In Ellertshaar zijn deze zwerfstenen afkomstig van grotere diepte. Ze zijn waarschijnlijk zo'n 500.000 jaar geleden door smeltwater hier gebracht tijdens een ijstijd die Cromerien 3 genoemd wordt. Tussen de zwerfstenen zaten destijds vrij vaak zwerfstenen uit het Oslo-gebied in Noorwegen.

 

 

Porfierische paleobasalt

Zwerfstenen zoals op de foto werden eerder wel 'diabaasporfieriet' genoemd. Deze naam is echter alweer een poosje 'obsoleet' ofwel verleden tijd. Het gesteente is namelijk geen diabaas, maar een zeer oude basalt. Wel verwant, daar niet van, maar basalt ontstaan uit lava dat over het aardoppervlak uitvloeit. Blijft magma in spleten in de aardkorst steken dan ontstaat een korreliger gesteente dat diabaas genoemd wordt.
Dat dit oude Precambrische gesteente met een ouderdom van ca. 1800 miljoen jaar, een echte basalt is, blijkt uit de kleine donkere, rondachtige figuurtjes. Dit zijn oude gasblaasjes die in de loop van de geologische tijd met mineralen, in dit geval vooral chloriet, zijn opgevuld. 
De geelwitte vlekken in het gesteente zijn eerstelingkristallen van plagioklaas. Bij het uitvloeien van de lava destijds, waren deze plagioklazen al aanwezig. Ze ontstonden onderaards in de magmakamer voordat lava door vulkanische activiteit uit de krater vloeide.
De herkomst is vermoedelijk het noorden van Scandinavië, wellicht de bodem van de Botnische Golf. Zwerfstenen van dit specifieke type komen relatief veel voor in het Hondsruggebied, dus afkomstig uit het Oost- en Noord-Balticum.

 

 

(Kwarts)dioriet

Net als graniet is dioriet een dieptegesteente. Het ontstaat door vastwording van magma op grote diepte in de aardkorst. Dioriet komt vaak voor in de buurt van granietvoorkomens, vooral als deze uit granodioriet bestaan. Eigenlijk gaan deze gesteenten nagenoeg ongemerkt in elkaar over. Granodioriet bevat vergeleken met graniet veel meer plagioklaas. Ook het percentage donkere mineralen als biotiet en hoornblende is hoger. Zijn kaliveldspaat en kwarts nagenoeg afwezig, dan spreekt men van dioriet. 
Zwerfstenen van dioriet zijn niet moeilijk te herkennen. Enigszins verweerd - en dat zijn de meeste - zijn het uitgesproken wit-zwarte gesteenten, die voor het grootste deel uit slechts twee verschillende mineraalsoorten zijn opgebouwd: witte plagioklaas en zwarte hoornblende. Van een afstand ogen zwerfstenen van dioriet donkergrijs of als ze iets grofkorreliger zijn zwartbont. Aan deze kleurstelling danken ze ook hun naam. Het Griekse 'diorizein' betekent 'onderscheid' of 'verschillend'.
Veel zwerfsteendiorieten bevatten enige kwarts. Het glazig grijze of ietwat door roest gelig gekleurde mineraal vormt vaak kleine hoekige opvullingen tussen de plagioklaaskristallen. We spreken in dat geval van kwartsdioriet. Ook kaliveldspaat kan in minimale hoeveelheden aanwezig zijn. 
Dioriet komt als zwerfsteen minder vaak voor dan gabbro. Beide gesteenten zijn vaak ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Toch helpt een ezelsbrugje. Plagioklaas in dioriet is wit (aan de verweerde buitenzijde). Bij gabbro is deze grijsachtiger, ook meer wolkiger van structuur. Bovendien is gabbro meestal iets grover van korrel dan dioriet. Door omzetting zijn zwerfstenen van gabbro meestal meer (zwart)groen tot grijsgroen van kleur. Dioriet daarentegen is een zwart met wit gesteente.

 

 

Dioriet met hoornblende-eerstelingen

Dioriet is onder noordelijke zwerfstenen weliswaar niet erg algemeen, maar herkennen doe je het gesteente makkelijk. Dioriet is in al zijn variaties aan de buitenzijde een zwart-witte steen. Het 'wit' van plagioklaas overheerst. Het zwarte mineraal is hoornblende. Dit mineraal is ook in zwerfstenen zwart en nooit zwartgroen zoals in gabbro's.
Om dioriet van gabbro's te onderscheiden hanteren zwerfsteenliefhebbers een ezelsbrugje. Is de verhouding wit/zwart 2/3 wit en 1/3 zwart dan is het meestal dioriet. Bij 2/3 donker mineraal en 1/3 wit is het een gabbro. Wetenschappers gruwen hiervan want het echte onderscheid zit hem in het soort plagioklaas. Die kun je als zwerfsteenzoeker met een loep niet van elkaar onderscheiden. Vandaar. 
In deze dioriet vormt hoornblende fraaie stengelvormige eerstelingkristallen. Soms zijn deze zo met elkaar vergroeid dat je van 'glomerofyrisch' mag spreken. In zwerfstenen komt dit heel weinig voor. Op de foto is dit op de rechterhelft goed te zien.
Waar deze dioriet vandaan komt in Scandinavië is helaas niet te zeggen. Dioriet is geen goed gidsgesteente.

 

 

Noordbaltische granietporfierische rapakivi

Rapakivi's komen in het Hondsruggebied in Oost-Drenthe bijzonder veel voor. Veruit de meeste zijn afkomstig van de Aland-eilanden in Zuidwest-Finland. Minder bekend, maar wel erg fraai als graniet is de Noord-Baltische rapakivi-graniet. Sommige typen zijn scharlakenrood gekleurd. Het zijn prachtige gesteenten, zeker als deze gezaagd en gepolijst zijn.

De herkomst van Noord-Baltische rapakivi-graniet is niet met zekerheid bekend. Uit zwerfsteenonderzoek en monstername in meer bekende rapakivigebieden blijkt dat een herkomst van Aland uitgesloten is. Dit geldt eveneens voor het satellietmassief van Kökar zuidoostelijk van Aland. Van het Finse vasteland zijn evenmin vergelijkbare rapakivitypen bekend. Blijft over het grote maar helaas onderzees gelegen Noord-Baltische rapakivigebied. Het massief ligt op de bodem van de Oostzee tussen Aland en Estland. Het zuidelijke deel is bedekt met Paleozoïsche kalksteenlagen, het noordelijke deel ligt onbedekt op de bodem van de Oostzee.

Deze graniet-porfier komt in allerlei opzichten overeen met de porfierische rapakivi-graniet, alleen komt in dit type het porfierische karakter goed naar voren. Talrijke idiomorfe kaliveldspaten liggen ingebed in een zeer fijnkorrelige granietische grondmassa. Grijze eerstelingkristallen zijn rondachtig en magmatisch gecorrodeerd. De geelachtige vlekjes zijn van plagioklaas. Bijzonder is dat in Noord-Baltische rapakivi-graniet en ook in deze granietporfierische variant veelvuldig kleine kristallen en aggregaten van paarse fluoriet voorkomt. Al met al een heel bijzondere zwerfsteenvondst van Ellertshaar in Midden-Drenthe.

 

 

Migmatiet (Nebuliet)

Het is niet de eerste maal dat ik als 'Steen van de dag' een zwerfsteenmigmatiet laat zien. Er is, geloof ik, geen steensoort of groep die in uiterlijk zo gevarieerd en mooi is. Migmatieten zijn ultra-metamorfe gesteenten, d.w.z. ze ontstaan bij hoge druk en bij een sterk verhoogde temperatuur op grote diepte in de aardkorst uit andere gesteenten. Migmatieten vormen de wortelgesteenten van hooggebergten. Bij hun vorming spelen processen als diffusie en opsmelting een rol. Beide gaan in sommige gevallen hand in hand. Hierbij ontstaan voortdurend nieuwe kristallen en vaak ook nieuwe mineralen. Deze metamorfe processen gaan zover dat uit migmatieten tenslotte weer granieten ontstaan. Zolang dit nog niet het geval is en je ziet nog iets van het oorspronkelijke gneisgesteente, dan noemt men deze migmatieten ook wel 'nebulieten'. Komt van 'nebula". Betekent mist.

 

 

Ekeriet

Van sommige zwerfsteensoorten weet je dat de kans er een te vinden niet bar groot is. Vooral zwerfstenen uit het Zuid-Noorse Oslogebied zijn in Nederland relatief zeldzaam tot uitermate zeldzaam. Van rhomben-porfier zijn weliswaar enige honderden gevonden, van syenietsoorten als Larvikiet en Nordmarkiet waarschijnlijk ook enkele tientallen. Daarnaast heb je soorten waar je op blijft hopen.

 In Borger (Dr.) vond ik in een hoop zwerfstenen een Ekeriet. Dit is een Oslo-graniet afkomstig uit de omgeving van het Eikernmeer in Zuid-Noorwegen. Ook noordelijk van de stad Oslo komt deze granietsoort voor. 
Vanaf het moment dat ik mij echt met kristallijne zwerfstenen bezig ging houden, dat was in 1960, vond ik in al die jaren nog twee andere Ekerieten; één op het Hoge Veld bij Norg (Dr.) begin jaren zestig en één met aegeriennaalden in Ellertshaar (Dr.).

 Ekeriet is een zgn. natron-graniet. De voornaamste veldspaatsoort bevat meer natrium dan kalium, hetgeen zich o.m. uit in de glans van de veldspaat. Verder bevat Ekeriet naast zwarte hoornblende, titaniet ook zwartgroene, naaldvormige augiet (aegirien). Augiet komt in andere granieten nauwelijks voor. Een opmerkelijke vondst dus.

 

 

Vesiculaire Eifelbasalt

De Rijn kent iedereen. Die komt bij Lobith ons land binnen, leerden we vroeger. Dat is sindsdien zo gebleven. Wat niet iedereen weet is dat de Rijn ooit ook door Drenthe gestroomd heeft. Dit is inmiddels wel een slordige 400.000 jaar geleden, maar in de geologie is dit bij wijze van spreken 'gisteren'.

De steen op de foto is verweerd stuk violetrood basalt, vermoedelijk een vulkanische bom, dat gevonden is in zandgroeve De Boer in Emmerschans bij Emmen. Grindstenen en groter die door de Rijn uit Duitsland zijn aangevoerd zijn in Midden-Nederland bijzonder algemeen te vinden, maar boven de Overijsselse Vecht ontbreken ze. Dat in Emmerschans een Rijnzwerfsteen van deze grootte is gevonden, is daarom bijzonder. De kei kan alleen maar ingevroren in drijvend grondijs in het destijds koude ijstijdklimaat door de Rijn stroomafwaarts zijn vervoerd en in Emmerschans zijn achtergelaten.

Het stuk basalt bevat veel kleine gasholten en is daarom een vesiculair basalttype. De violette kleur duidt op verwering en op hematiet. Dit laatste ijzermineraal kleurt gesteenten en ook zand soms steenrood. De herkomst is de Vulkanische Eifel in Duitsland.

 

 

Tönsbergiet

In de periode dat in Noord-Nederland het zandsteen-moedergesteente werd gevormd waar later het Groninger aardgas in opgesloten raakte, scheurde noordelijk en zuidelijk van de stad Oslo in Zuid-Noorwegen de aardkorst. Als gevolg hiervan trad een hevig vulkanisme op. Uit spleten vloeiden gigantische hoeveelheden lava naar buiten. Een deel stolde tot donkere basalt, een nog grotere hoeveelheid vormde enorme lavadekken van rhomben-porfier. Dit opvallende gesteente is bij zwerfsteenliefhebbers niet onbekend. Magma van dezelfde samenstelling dat dieper in de aardkorst in magmakamers bleef steken kristalliseerde heel langzaam tot een grofkorrelig gesteente dat we kennen als larvikiet. Dit grijze gesteente wordt om zijn blauw-wit iriserende veldspaten veel als natuursteen verhandeld. Bij Tönsberg in Zuid-Noorwegen komt een larvikiet-variëteit voor die roodbruin gekleurd is met daarin opvallende, blauwgrijze, vaak ruit- of spoelvormige eerstelingkristallen van veldspaat. In de zwerfsteen op de foto zijn deze veldspaten wit verweerd. Zwerfstenen uit het Oslogebied in Zuid-Noorwegen zijn vanwege hun zeldzaamheid parels in zwerfsteenverzamelingen. Deze zwerfsteen is bij Zuidlaren gevonden.

 

Perniögraniet

In stenenboeken lees je wel eens over 'scherpkristallijn'. De steen op de foto is hier een voorbeeld van. Wat ermee bedoeld wordt, is echter niet altijd duidelijk. 

Afgebeeld is een Perniö-graniet, afkomstig uit Zuidwest-Finland. De afzonderlijke mineralen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. Grijze kwarts tekent duidelijk af tegen de roodkleurige kaliveldspaat. Plagioklaas vormt scherp omgrensde witte kristallen. Biotiet is aan de zwarte stipjes en groepjes ook niet moeilijk te ontdekken. Kortom alle mineralen in deze graniet zijn makkelijk van elkaar te onderscheiden. Dit noemt men scherpkristallijn. 

Perniö-graniet komt als zwerfsteen op de Hondsrug veel voor. Het is in feite een ultra-metamorf gesteente, ontstaan uit rekristallisatieprocessen in migmatietgneis. Veel granieten zijn geen echte stollingsgesteenten, maar ontstaan door metamorfose uit andere gesteenten.

 

Kataklasiet/metasomatiet

Niet alle steensoorten hebben makkelijk te onthouden namen. De steen van vandaag is hiervan een voorbeeld. Het was oorspronkelijk een graniet, een porfierisch type vanwege de grote, deels rondachtige, fraai oranje-rode kaliveldspaat. Graniet hoort daarnaast veel glazige kwarts te bezitten en meestal ook plagioklaas. Deze laatste is ook veldspaat, maar kleurt bij verwering wit. Wat we zien is vooral oranje-rood met daartussen donkere pitjes en groen. Rechts is het groen in een smalle zone duidelijker aanwezig. Het gesteente is daar ter plaatse door krachten in de aardkorst vermalen. Kataklase dus. Omdat deze veranderingsprocessen zich op grote diepte afspelen en grondwater daar heet en agressief is, worden bestanddelen afgevoerd en andere aangevoerd. Het oorspronkelijke gesteente is hierbij omgezet in iets anders. Kwarts is verdwenen, plagioklaas ook. Daarvoor in de plaats kwam groene epidoot en donkere magnetiet en biotiet. Metasomatose is een vorm van omzetting waarbij het gesteente in vaste toestand blijft. Herkomst is Zweden, maar waar precies vandaan? Geen idee.

 

Monzogabbro (syenietgabbro)

Gabbro is een veel voorkomend gesteente. Ook als zwerfsteen is het niet moeilijk te vinden. Gabbro is een zwaar, donker gekleurd, ijzer- en magnesiumrijk gesteente, dat in wezen opgebouwd is uit plagioklaasveldspaat en pyroxeen. Onze zwerfsteengabbro's zijn geologisch gezien zeer oud. Vandaar dat de pyroxeen meestal omgezet is in groenzwarte, vezelige amfibool (actinoliet).

Bijzonder is dat de gabbro op de foto zeer rijk is aan plagioklaas, maar ook dat het gesteente 'verontreinigd' is met roodachtige kaliveldspaat en enige kwarts. Beide mineralen vormen kleine kristallen en/of opeenhopingen tussen de overige mineralen. De aanwezigheid van het granietische materiaal (kaliveldspaat en kwarts) en de wijze waarop het in het gesteente zit, duidt er op dat granietmagma in de gabbro moet zijn ingedrongen, terwijl deze laatste op dat moment nog een niet geheel gestolde brei van kristallen moet zijn geweest. Er is dus geen sprake van opsmelting. Dit zou ook moeilijk kunnen. Gabbro's hebben een hogere smelttemperatuur dan graniet. Het afgebeelde gesteente is bekend van het eiland Västersten in het westen van de Aland-archipel in Zuidwest-Finland.

 

 

Graniet, net even anders

De steen op de foto is een graniet. De samenstelling is wat dit betreft onverbiddelijk. Wat ook zichtbaar is, is een vage gestreeptheid. Zelfs de zwarte streepjes van biotiet liggen in zekere zin in het gelid. 

Graniet is een stollingsgesteente, want kristalliseert op kilometers diepte in de aardkorst uit magma. Geldt dit voor alle granieten? Nee, bepaald niet. Heel veel granieten zijn het product van metamorfose. Ze zijn er het eindproduct van. Gesteenten ondergaan ook een kringloop, een heel erg lange weliswaar, maar toch. Klei en zand zijn verweringsproducten van o.m. graniet. Ze vormen lagen, meest in zee. Als deze in de aardkorst begraven raken, veranderen ze heel langzaam in zand- en kleisteen.

Bij gebergtevorming, zoals in de Alpen ontstaat bij hoge druk en oplopende temperatuur uit klei leisteen. Gaat dit door, nemen druk en temperatuur toe, dan ontstaat uit klei schist, daarna gneis, vervolgens migmatiet dat tenslotte door gedeeltelijke opsmelting en/of stofuitwisseling in een gesteente resulteert dat nebuliet of nebulietische graniet genoemd wordt. Behalve een vage parallelle structuur herinnert niets er aan dat deze graniet in feite een metamorf product is. De grootste granietvoorkomens op aarde zijn zo gevormd.

 

 

Grijze Revsund graniet

Dit is een goed voorbeeld van een porfier-graniet. Opvallend zijn de grote grijswitte eerstelingkristallen van kaliveldspaat. Ze vormen vaak tabletten die wel tot 8cm lang kunnen worden. In dat geval spreek je van megakristen. De andere veldspaatsoort, plagioklaas, is te herkennen aan zijn krijtwitte of geelwitte kleur. Het zwarte mineraal is biotiet.

De naam van dit gidsgesteente suggereert dat er ook nog andere kleuren van bestaan. Dit klopt. Er is ook een rode Revsund-graniet bekend, met een vergelijkbare korreling. Deze wordt Björna-graniet genoemd.

Revsund-graniet vormt uitgebreide voorkomens in Noord-Zweden. Het gesteente is nogal variabel, maar porfierische vormen, zoals op de foto's, zijn het makkelijkst te herkennen. Komt als zwerfsteensoort in het Hondsruggebied tamelijk algemeen voor.

 

 

Grano-dioriet ofwel Uppsala-graniet

Stenen kunnen meerdere namen hebben. Uppsala-graniet is daar een prachtig voorbeeld van. Deze graniet is een gidsgesteente en komt voor in een gebied noordwestelijk van de Zweedse stad Stockholm in de provincie Uppland. Zwerfstenen ervan komen in West-Baltische zwerfsteengezelschappen vrij veel voor, vooral in het Gooi zijn ze algemeen.

Uppsala-graniet is een 'blauwkwarts-graniet'. De blauwe kleur wisselt in intensiteit maar is altijd aanwezig. Dat hebben veel meer Zweedse en Finse granieten. Dit is bijzonder, want granieten met blauwe kwarts kom je verder in Europa bar weinig tegen. 

Uppsala-graniet is daarnaast een somber ogend graniettype; veel zwart met wit. Als je granieten treft met veel 'zwart' erin, kun je er donder op zeggen dat de veldspaat meer uit plagioklaas bestaat dan uit kaliveldspaat of op zijn minst evenveel. In Uppsala-graniet overheerst plagioklaas. Deze veldspaat verweert wit, vandaar ook de kleurtegenstelling wit/zwart in deze graniet. Graniet met veel plagioklaas en veel zwarte mineralen als biotiet en hoornblende wordt grano-dioriet genoemd. Als we het op aarde over graniet hebben, dan is het meestal grano-dioriet. Onze eigenlijke granieten zijn de kwartsrijke varianten ervan.

 

 

Pyterliet, ook een rapakivigraniet

Rapakivi's zijn onder zwerfstenen, zoals bekend, een soort huismussen. Vooral in Oost-Drenthe in het Hondsruggebied kom je ze heel veel tegen. Rapakivi's zijn enorm gevarieerd, je komt bijna geen twee gelijke tegen. 

Pyterliet, genoemd naar de Oost-Finse plaats Pyterlahti, is een prachtige volkristallijne rapakivi-graniet, die vanwege zijn kleur en tekening in groeven wordt geëxploiteerd. De bestanddelen in deze graniet zijn heel makkelijk te herkennen: de oranje tabletten en vlekken zijn kristallen van kaliveldspaat, het hoofdbestanddeel in veel granieten. De lichtgrijze vlekken zijn van plagioklaas, de grijze glazige bestanddelen zijn kwarts. Zwart tenslotte is biotiet-glimmer. 

Deze zwerfsteen is afkomstig uit diepere lagen in de Drentse bodem, dus is niet afkomstig uit keileem uit de voorlaatste ijstijd. Een paar ijstijden eerder, tijdens het Cromerien, zo'n slordige 500.000 jaar geleden, reikte het Scandinavische landijs tot vlakbij of misschien zelfs ook over het noorden van ons land. Daarbij zijn talrijke zwerfstenen achtergebleven, die van grotere diepte in zandzuigerijen worden opgezogen.

Biotiet-granaat-gneis

Dit is de bij zwerfsteenverzamelaars gebruikelijke naam voor een meest donker gekleurde, biotietrijke gneis met lichtkleurige banden, strepen en vlekken, waarin rode granaten voorkomen. Dergelijke gneizen zijn door metamorfose op diepten tussen 10 en 20 km ontstaan.

De vormingstemperatuur was ca. 650 graden. Onder deze condities beginnen bestanddelen als kwarts en kaliveldspaat te smelten en plaatselijk ook weer te kristalliseren. Beide mineralen vormen de lichtkleurige, granietische delen in het gesteente, vooral onderaan. De witte, hoekige vlekjes zijn zgn. metablasten van nieuw gevormde plagioklaasveldspaat.

Opvallend zijn de rondachtige kristallen van rode granaat. De ronde vorm verraadt dat ze idiomorf zijn, d.w.z. hun eigen kristalvorm bezitten. Het gesteente is eigenlijk een migmatiet, maar dan granaathoudend. Het uitgangsgesteente was zo'n 1,8 miljard jaar geleden een kleiïg/zandig sediment dat verhardde tot zandsteen. Langdurige metamorfose maakte er tenslotte biotiet-granaat-gneis van.

Bontzandsteen

Als je deze uitdrukking hoort denk je aan Helgoland, het kleine Duitse rotseiland boven de wadden in de Noordzee. De karakteristieke roodbruine, steil oprijzende rotswanden op dit eiland bestaan uit deze zandsteensoort. De gevlekte steen op de foto is bontzandsteen, maar komt niet van Helgoland. Het is een zwerfsteen die in het Vroeg-Pleistoceen door voorlopers van de rivier de Wezer naar ons land is vervoerd.

Bontzandsteen is een woestijnafzetting, ontstaan door een combinatie van wind en water, het laatste vaak in wadi's, in een Sahara-achtige omgeving. Lang geleden, dat wel. Meer specifiek in het Vroeg-Trias, zo'n 250 miljoen jaar terug. Het gebied waar de steen vandaan komt, zuidelijk van het Duitse Hannover, lag toen op de plek van de huidige Sahara.

 Woestijn-zandstenen zijn vaak oranje of rood gekleurd. Optrekkend bodemvocht bevat altijd opgelost ijzer. Overdag verdampt het water, waarbij het opgeloste ijzer oxideert tot hematiet. Het ijzer zet zich als een heel dun roodkleurend huidje af om de afzonderlijke zandkorrels. De witte vlekken in het gesteente zijn pas naderhand ontstaan doordat ijzer daar door oplossing is verdwenen. Aan het bonte uiterlijk dankt deze zandsteen zijn Duitse naam Buntsandstein.

 

Rode Oostzeeporfier met windabrasie.

In het Hondsruggebied in Oost-Drenthe en in het verlengde ervan in Groningen bevat de bodem veel stenen. Het zijn zwerfkeien die in de ijstijd, zo'n 140.000 jaar geleden, door gletsjers uit Scandinavië naar ons land vervoerd zijn. Op de Hondsrug vind je veel zwerfstenen uit het noordelijke deel van het Oostzeegebied, de Botnische Golf en Noord-Zweden. 

Rode Oostzee-porfier vormt een voorkomen op de bodem van de noordoostelijke Oostzee. Het is een steenrood gekleurd vulkanisch gesteente met kleine donkere pitjes van hoekige kwarts en nauwelijks zichtbare, heel kleine veldspaatjes. Deze porfier is feitelijk een ignimbriet, maar dan wel een heel dicht type. Tevens is het een rapakivi, maar dan de vulkanische variant ervan.

Bijzonder is het zachtglanzende oppervlak met daarin kleine kommetjes. Ook bezit het steentje - want klein - aan de zijkant een scherpe kiel. Kuiltjes, glans en scherpe rand zijn zgn. abrasieverschijnselen. In de laatste ijstijd lag dit steentje vastgevroren, dat wel, aan het oppervlak. Door verstuivend zand en stof is het steentje op een typische wijze gezandstraald, waardoor een soort windkantertje ontstond. De kuiltjes zijn door zandstraalwerking uitgeschuurd, precies op plaatsen waar kleine veldspaatjes aanwezig waren. Deze zijn iets zachter dan de grondmassa, vandaar het eigenaardige hobbelige oppervlak. De tweede foto toont de onderzijde, die vergelijkbaar gehavend is.

 

 

Hoornblendegabbro

Een prachtvondst van een zwerfsteen van porfierische hoornblende-gabbro. Gabbro's zijn zware magnesium- en ijzerrijke gesteenten. Vandaar dat ze ook zo donker zijn. Opvallend zijn de grote glanzende eerstelingkristallen van zwarte hoornblende. Ze nemen zo'n 90% van het gesteente in. Tussen al het zwart zit ook wit. Dit is plagioklaas, een veldspaatsoort die wit verweerd en door het kleurcontrast vooral aan de buitenzijde van de steen makkelijk opvalt. Hoewel het verleidelijk is om deze steen 'hoornblendiet' te noemen, valt deze gabbro daarbuiten. Er zit gewoon teveel plagioklaas in. Maar zeldzaam is dit type gabbro wel. 

 

 

Kogel-graniet

Als je je leven lang al stenen verzamelt, hoop je ooit nog eens die ene zeldzame te vinden. Dat geluk is meestal anderen beschoren, maar is daarom niet minder opwindend. Deze kogelgraniet werd een paar jaren geleden in twee grote stukken aan de rand van een boerenerf in Nieuw-Schoonebeek gevonden. De oorspronkelijke zwerfkei moet zo'n kleine kubieke meter groot zijn geweest. 

Kogelgesteenten ofwel orbiculieten zijn als zwerfsteen uitermate zeldzaam. Ze komen weinig voor - de meeste nog in Zuid-Finland. De voorkomens zijn vaak niet groter dan enige tientallen meters. Hoe ze precies ontstaan is nog steeds niet goed bekend. Maar mooi zijn ze wel. Van vrijwel alle dieptegesteenten zijn orbiculieten bekend, tot en met peridotiet.
Beide kogel-granieten van Nieuw-Schoonebeek liggen in het Hunebedcentrum in Borger.

 

 

Tonaliet

Zo noemt men graniet met een heel andere veldspaatsamenstelling. Granieten bevatten veel kaliveldspaat. Kaliveldspaat geeft graniet zijn kleur. Daarnaast is ook witte plagioklaas aanwezig.

 Er zijn echter ook granieten met meer plagioklaas dan kaliveldspaat. Die noemt men grano-dioriet. Neemt het gehalte plagioklaas zo toe dat kaliveldspaat nog maar voor 5 procent of minder aanwezig is, dan heb je met een plagioklaas-graniet te maken. Deze noemt men tonaliet, genoemd naar Monte Tonale in Noord-Italië. Tonalieten gaan onmerkbaar over in dioriet als het gehalte aan kwarts afneemt. Ze bevatten vaak als donkere mineralen zwarte biotiet-glimmer, vaak vergezeld van enige hoornblende, ook zwart. Zwerfstenen van tonaliet komen niet veel voor.

 

 

Ignimbriet

In Groningen en Drenthe kun je vrij gemakkelijk stenen vinden die ontstaan zijn bij extreem explosieve vulkaanuitbarstingen. De steen op de foto is een ignimbriet (van het Latijnse 'igni'= vuur en 'imbri'= regen). 
Ignimbrieten ontstaan uit magma dat zeer rijk is aan silica. Magma met deze samenstelling is zeer taai en vloeit nauwelijks. Stijgt magma in de vulkaan omhoog dan ontstaan door drukvermindering in het magma overal gasbellen. Hierdoor stijgt de druk tot extreme waarden. Het gevolg is dat in de krater enorme explosies plaatsvinden, waarbij het magma in druppeltjes uiteenspat. Samen met gestolde asdeeltjes, kleine en grote brokken puimsteen en gesteentefragmenten van de vulkaan zelf, ontstaan suspensies van vulkanische gassen en atmosferische lucht. Deze pyroklastische stromen, ook wel gloedwolken genoemd, razen als lawines met enorme snelheid de vulkaanhelling af, alles op hun weg vernietigend.

De hoge temperatuur (ca. 650-900 graden) is oorzaak dat als het lawinepuin tot rust komt, de poreuze puimsteenbrokjes door het gewicht van bovenliggende lagen worden samengedrukt. Op de foto zijn deze te zien als lijntjes, strepen en lenzen. Deze noemt men 'fiamme' = Italiaans voor vlammen. De pitjes in het gesteente zijn uit de krater geblazen kristal- en steenfragmenten.


De ignimbriet op de foto is als riviersteen vroeg in het ijstijdvak door voorlopers van de Elbe uit het oosten van Duitsland naar Drenthe vervoerd.

 

 

Porfierbreccie

In deze rubriek hebben we het meestal over noordelijke zwerfstenen. De steen van vandaag is een grindsteen van oostelijke herkomst. Hij is afkomstig uit het Thüringerwoud of uit Saksen in het oosten van Duitsland, in het Vroeg-Pleistoceen tijdens een van de ijstijden naar ons land vervoerd door rivierwater van een voorloper van de rivier de Elbe.

In de Perm-periode heerste in het oosten van Duitsland op talrijke plaatsen een hevig vulkanisme. Het magma in de vulkaankrater was door zijn granietische samenstelling zo taai dat het niet of nauwelijks wilde vloeien. In de krater vormde zich nadat de hevigste explosies voorbij waren een stuwkoepel van magma. Dit stolde tot kwarts-porfier, maar door explosieve druk van het magma binnen de stuwkoepel, werden delen het reeds gevormde porfiergesteente deels verbrijzeld. Daaruit ontstonden later dit type vulkanische breccies. Het gesteente is een kwarts-porfier ofwel een paleo-rhyoliet.

Gneis met hoornblende porfyroblasten.

Zwerfstenen hebben iets. Sommige zijn zeldzaam, weer andere zijn mooi of heel bijzonder. Mooi, bijzonder en zeldzaam tegelijk zijn de zwerfstenen op de foto. Het is een gneis met zwarte porfyroblasten van hoornblende. Het gesteente komt in Noord-Denemarken als zwerfsteen betrekkelijk algemeen voor, bij ons of bij onze oosterburen zijn ze uitermate zeldzaam.

Dit gesteente komt uit Zuid-Noorwegen, bij de plaats Skien. Het is een metamorf gesteente dat tijdens de Sveco-Noorse gebergtevorming, ca. 1 miljard jaar geleden, uit zandig/kleiïg zeebodemslib is ontstaan. Tijdens de metamorfose vonden diep in de aardkorst omzettingen plaats waarbij nieuwe mineralen ontstonden, waaronder deze opvallend zwarte, samengestelde kristallen van hoornblende. Porfyroblasten noemt men die. Het gesteente verkeerde in vaste toestand, toen de kristallen groot groeiden. Dit gebeurde door mineraaltransport via microporiën.

 

 

Geplooide migmatiet

Zwerfstenen uit deze groep komen regelmatig in deze rubriek langs. Komt vooral omdat ze bijzonder mooi zijn met prachtige structuren. Een voordeel is ook dat migmatiet-gneis als zwerfsteen heel erg veel voorkomt. 

Migmatieten zijn zgn. ultrametamorfe gesteenten, die lang geleden op grote diepte en bij hoge temperatuur in de aardkorst zijn gemetamorfoseerd. Dit betekent dat ze in miljoenen jaren tijds heel geleidelijk uit andere gesteenten zijn ontstaan. Vaak was het uitgangsgesteente een zandsteen of zandige kleisteen met of zonder bijmenging van kalk. Als de temperatuur ook nog hoger wordt dan 670 graden, dan gaan minerale bestanddelen als kwarts en veldspaat smelten om elders - dat hoeft niet ver te zijn - opnieuw te kristalliseren. Aangezien op die diepten vaak ook deformatiekrachten werkzaam zijn, kunnen deze gneizen prachtig geplooid raken. De grillig verlopende lichter gekleurde banden zijn zgn. neosomen, nieuwvormingen die ontstaan zijn door het kristalliseren van kwarts en veldspaat.

 

 

Impactiet (Inslagbreccie)

 Impactieten ontstaan op enige afstand van de inslagplaats van een enorme meteoriet, waarbij gesteenten van de aardkorst smelten en vervolgens tot een lava-achtig gesteente stollen. 

Veel impactieten zijn donker van kleur door het vele (omgezette) gesteenteglas en de aanwezigheid van fijnverdeelde magnetiet. Verder zijn onduidelijke steenfragmenten aanwezig die in de donkere matrix zijn ingebed, naast een aantal kristallen en fragmenten daarvan. 

Langdurige verwering in de zandbodem bij Exloo heeft het uiterlijk van de steen er niet fraaier (lees duidelijker) op gemaakt. Bijzondere en zeldzame zwerfstenen hoeven ook niet mooi te zijn. De herkomst in Scandinavië is onbekend. Het is de tweede zwerfsteen van impactiet die ik vond.

Rapakivi-graniet van Kökar met schokkegels.

Deze grote granieten kei ontdekte ik tijdens een excursie in Zuidoost-Drenthe, te midden van een hoop andere grote zwerfblokken. Van de kei was een stuk afgebroken waardoor een aantal scherp kegelvormige structuren zichtbaar waren. In deze vorm had ik ze niet eerder gezien, maar ze vormden een karakteristiek beeld van schokkegels. 

Eens in de zoveel tientallen miljoenen jaren wordt de aarde getroffen door de inslag van een reuzenmeteoriet van honderden meters of meer groot. Bij de inslag komt zoveel energie vrij dat de meteoriet en het gesteente van de inslagplaats onmiddellijk verdampt. Daaromheen en dieper in de aardkorst volgt een zone waarin het gesteente smelt. Nog dieper ontstaan in gesteenten heel karakteristieke scherp kegelvormige structuren, die men schokkegels noemt.De punten wijzen in de richting van de inslag.

De kans op het vinden van impactieten - zo heten inslaggesteenten - en gesteenten met schokkegels is bijzonder klein. Het maakt duidelijk dat in de noordoostelijke Oostzee, zuidoostelijk van de Aland archipel in het verleden een groot brok ruimtepuin is neergeploft. Hoe lang geleden? Geen idee.

 

 

Grano-dioriet

Graniet is met basalt het bekendste gesteente op aarde. Ook als zwerfsteen komt graniet bijzonder veel voor. Een verzameling opbouwen van louter granieten met de bedoeling om die eens compleet te krijgen, is een zinloze operatie.

Mondiaal gezien is graniet niet eens zo algemeen. Dit klinkt wellicht vreemd, maar sinds het meeste graniet op aarde in feite grano-dioriet is, niet. Om grano-dioriet genoemd te mogen worden gelden strikte bepalingen. Gewone graniet bevat vrijwel altijd meer kleurige kaliveldspaat dan plagioklaas. Is het tegendeel het geval, dan noemt men het gesteente grano-dioriet. Aangezien de meeste granieten op aarde hieraan voldoen, is grano-dioriet het algemeenste granietgesteente. 

Als zwerfsteen is grano-dioriet niet zeldzaam, alleen zijn de stenen onopvallend en vaak zelfs lelijk. Die laten verzamelaars liggen. Plagioklaas verweert snel, lost op en laat putten na. Soms is het gesteente erg sprekend, zoals op de foto. Wit is hier plagioklaas. Kaliveldspaat vormt kleine geelbeige vlekjes. Dit doet de kwarts hier ook, maar de vlekken zijn groter terwijl deze op veel plaatsen ook grijsachtiger kleuren. Het zwarte mineraal is voornamelijk biotiet met hier en daar een piets hoornblende.
Deze steen wordt afgebeeld in de determinatiegids over noordelijke zwerfstenen, die binnenkort verschijnt.

 

 

Asby/Ulvödiabaas

Op de foto is een typisch voorbeeld van een gesteente afgebeeld dat bij ons diabaas genoemd wordt. De uitdrukking diabaas wordt in de landen om ons heen verschillend geïnterpreteerd. Een Duitse diabaas verschilt in uiterlijk en samenstelling sterk van (zwerf)stenen die wij diabaas noemen. In Engeland denken ze er weer anders over. Het zij zo.

Het uiterlijk van veel diabazen wordt bepaald door platte, wit verwerende kristallen van plagioklaas. Deze zijn onder alle mogelijke hoeken met elkaar vergroeid. Van de zijkant gezien vormen de tafelbladachtige plagioklazen witte lijstjes. Ze verlenen het gesteente een karakteristiek hakerig uiterlijk. 
De ruimte tussen de plagioklazen wordt opgevuld door donkere mineralen als pyroxeen (augiet) en metaalglanzende magnetiet. Soms is ook geelgroene olivijn aanwezig. Aan de buitenzijde is van deze laatste door verwering en oplossing meestal weinig (meer) te zien. 


Diabaastypen zoals op de foto noemde men eerder Asbydiabaas, maar aangezien vergelijkbare diabaastypen ook elders in Zweden en Finland voorkomen, o.m. bij Ulvö in de kuststreek van Nordingra aan de Botnische Golf, krijgt dit gesteente een dubbele naam. Diabaas is zeer verwant aan gabbro en basalt. De chemische samenstelling is vrijwel hetzelfde, alleen de plaats van ontstaan verschilt: basalt aan het aardoppervlak, diabaas in brede toevoerspleten van magma in de aardkorst en gabbro op vele kilometers diepte onder het aardoppervlak. Ondanks hun namen vormen diabazen geen geschikte gidsgesteenten.

 

 

Ignimbrietische helleflint

Je vindt soms zwerfstenen waarvan je denkt, hoe is het ter wereld mogelijk, dat de natuur dit heeft gevormd. De steen toont een prachtige combinatie van bijzondere structuren met een warme kleur. Onwillekeurig gaan je gedachten uit naar een soort kneedklei, maar dan anders.

Ignimbriet, inderdaad een vulkanisch gesteente, maar het heeft er alle schijn van dat het gesteente metamorfose heeft ondergaan, waardoor je wellicht beter van een helleflint zou kunnen spreken. Helleflinten zijn door metamorfose keiharde, splinterig brekende, kwartsrijke gesteenten die uit vulkanische gesteenten als tuf, porfier en ignimbriet zijn ontstaan.

Deze zwerfsteen is gevonden op het eiland Gotland, Zweden.
De herkomst moet mogelijk in de Botnische Golf of in de Oostzee gezocht worden.

Mogelijk zijn er liefhebbers die dit gesteente (beter) kennen en die ons voor een betere duiding op weg kunnen helpen.
De foto is een bewerking van een scanner-opname.

Myloniet ogen-gneis

Je hebt ogen-gneis en ogen-gneis. In het ene geval zijn het ultra-metamorfe gesteenten met opvallende oog- of lensvormige nieuwvormingen van veldspaat. Dit zijn in feite migmatieten. Bij de steen op de foto spreken we ook van ogen-gneis, maar zijn de afzonderlijke mineralen door druk en temperatuur zo sterk gedeformeerd dat de kaliveldspaten in veel gevallen amandelvormig zijn met 'staartjes'. 

De overige bestanddelen zijn tot smalle strepen en lijntjes uitgewalst. Samen vormen ze een donkere massa, waaruit duidelijk het gneiskarakter spreekt. 

Tektonische krachten in de aardkorst zijn voor dit soort ogen-gneizen verantwoordelijk. Druk en temperatuur zijn hierbij zo hoog dat het gesteente plastisch vervormbaar is, zonder dat er duidelijke barsten ontstaan. 
Toch is in deze steen sprake van breukvorming en verschuiving. De lichtkleurige band in de steen was oorspronkelijk een doorlopende, fijnkorrelige aplietgang, bestaande uit kwarts, veldspaat en een piets biotiet. Het aplietgesteente is omgezet tot een fijnkorrelige biotiet-gneis. Het gesteente moet ten tijde van de breukvorming door druk en temperatuur ductiel zijn geweest, waardoor de breukbegrenzingen niet langer scherp zijn, en zelfs op een aantal plaatsen zijn verdwenen. 
Foto en verzameling: Gelders Geologisch museum te Velp.

 

 

Fluoriet in rapakivi-graniet

Zwerfstenen blijven verrassen. Op een onlangs gehouden determinatiemiddag in het Hunebedcentrum in Borger werden een paar bijzondere vondsten ontdekt. Beide uniek want niet eerder gezien of gemeld. De eerste betrof een paar centimeter groot steentje van paarse fluoriet met een randje rapakivi-graniet. Rinze van der Ploeg uit Haren vond het steentje in de keileem in Groningen. 

Fluoriet in rapakivi-graniet uit Finland komt meer voor. Het paarse mineraal vormt nauwelijks zichtbare kleine paarse korreltjes, vaak te midden van zwartgroene mineralen. Niks bijzonders dus. Het wordt anders als je een zwerfsteentje ziet zoals op de foto. Vrijwel helemaal van fluoriet met een randje roodachtige rapakivi-graniet. Dat het echt om rapakivi-graniet gaat bewijzen de kleine grafisch vergroeide kwartsjes met roodachtige kaliveldspaat. Zo groot, dat dit voor zover bekend de eerste en enige vondst van fluoriet als noordelijke zwerfsteen is in Nederland. Daar mag je Noord-Duitsland en Denemarken dan bij optellen. Kortom, zwerfstenen, ook al zijn ze klein, kunnen heel bijzonder zijn. Uniek zelfs. De tweede, nog kleinere vondst is voor een volgende keer. Is minstens zo bijzonder en ook gevonden door Renze van de Ploeg.

Amazoniet

Je zou een steen kunnen zien als een opeenhoping van hecht met elkaar vergroeide of verkitte mineralen of brokstukjes ervan. Je hebt ook stenen die maar uit een mineraalsoort bestaan, maar stenen die in feite niet meer zijn dan een aan de randen en hoeken afgerond kristal, zijn zeldzaam. Als dit ook nog eens een mineraalvariëteit betreft die uitermate zeldzaam is, dan ben je als zwerfsteenliefhebber spekkoper.


Renze van der Ploeg vond in de zandgroeve bij Werpeloh in Duitsland een klein groenachtig grindsteentje. Dit blijkt amazoniet te zijn, de (blauw)groene variëteit van kaliveldspaat. De vindplaats Werpeloh maakt met een zekere mate van waarschijnlijkheid duidelijk waar het steentje vandaan komt. In Werpeloh vinden we relatief veel gidsgesteenten uit Zuid-Noorwegen. Met name uit het Oslogebied zijn daar sinds jaar en dag veel typerende zwerfsteensoorten te vinden.

Westelijk van het Oslogebied in Noorwegen ligt het grote gneisgebied van Telemarken. In de gneisgesteenten daar komen veel pegmatieten voor, vaak in de vorm van smalle gangen. In deze pegmatieten komt op verschillende plaatsen blauwgroene amazoniet voor. Aangezien dit mineraal uit Zuid-Zweden niet bekend is, lijkt een herkomst van het zwerfsteentje van amazoniet uit Telemarken niet onwaarschijnlijk. Hoe dan ook, een bijzondere vondst is het zeker. 

 

Coronietische gabbro (Metagabbro)

Gabbro's zijn als zwerfsteen niet zeldzaam, maar zo fraai als op de foto kom je deze niet vaak tegen. Het grote contrast tussen de grijswitte plagioklaas en de de donkere mineraalaggregaten daaromheen is opvallend. 

Gabbro's zijn relatief zware, ijzer- en magnesiumrijke gesteenten. Je kunt ze op het oog vaak onderscheiden door de verhouding wit en zwart. Bij gabbro's valt deze vrijwel altijd ten nadele uit van de lichtkleurige plagioklaas, vandaar dat deze gesteenten niet alleen zwaar in de hand liggen, het zijn ook sombere, donkere gesteenten. Dioriet is ook een wit-zwart gesteente, maar bij deze overheerst de witte plagioklaas. Ook is in dioriet vaak enige kwarts aanwezig. Dit ontbreekt in gabbro. Een ander kenmerk is dat gabbro vaak grofkorreliger is dan dioriet.

Bijzonder is dat de donkere mineralen die oorspronkelijk uit pyroxeen en olivijn bestonden, in deze gabbro door wateropname zijn omgezet in amfibool. Olivijn dat in contact maakt met plagioklaas wordt omgezet en vormt smalle, donkere reactieranden (=corona's) van amfibool en spinel om een lichter gekleurde kern. Soms bestaat deze laatste voor een deel nog uit olivijn en pyroxeen, meestal is toch ook de kern in amfibool omgezet. Vaak is door verwering in de kernen van roestvorming sprake.

Gabbro's met coronavorming noemt men ook wel coronietische gabbro's. Deze gabbro's zijn eigenlijk metamorf, vandaar dat men ook wel van metagabbro spreekt. Hoewel gabbro's geen gidsgesteenten vormen, komt het type op de foto sterk overeen met typen zoals die in het uiterste noorden van Zweden, bij Arvidsjaur voorkomen. De foto's tonen voor en achterkant van dezelfde steen.

 

 

Pegmatiet en schriftgraniet

Pegmatiet is een bijzonder mooi gesteente, ook als zwerfsteen. Als je van fraaie pasteltinten houdt, van spiegelende kristalvlakken en fraaie structuren die veel weg hebben van lettertekens, dan zit je bij dit gesteente goed. Pegmatiet is lid van de granietfamilie, tenminste de meeste. Ze bestaan uit dezelfde mineralen als graniet, maar de kristallen zijn groter, soms erg veel groter.

Een bijzondere vorm van pegmatiet is schriftgraniet. Hierin vormt kwarts figuurtjes die op lettertekens lijken. 
Pegmatiet ontstaan pas op het allerlaatst van het vastworden/stollen/kristalliseren van granietmagma. Er blijft een waterige restsmelt over, gloeiend heet, dat wel, soms vol met exotische bestanddelen die maar met moeite kristalliseren. Onder enorme gasdruk, vanwege het vele water, wordt deze dunvloeibare restsmelt in scheuren en spleten van het omgevende gesteente geperst, waar het kristalliseert tot pegmatiet, met daarin partijen schriftgraniet, soms vergezeld van bijzondere mineralen en edelstenen. Wij hebben pech, in onze zwerfsteenpegmatieten kom je die laatste niet of nauwelijks tegen.

 

 

Tilliet

De naam is afgeleid van het Engelse 'till' dat keileem betekent. Keileem is een taaie leemsoort met stenen die tijdens de ijstijd, toen de noordelijke helft van ons land door een enorm dik pakket landijs bedekt was, is achtergebleven. 
Tussen Scandinavische zwerfstenen kom je ook soorten tegen die je als versteende keileem herkent. Het gesteente lijkt op een soort beton met kleine en grotere, meest afgeronde stenen van graniet er in. De matrix is zandig met veel brokjes en splinters gesteente erin. Dit gesteente noemt men in de geologie tilliet.

Tillieten komen op verschillende plaatsen voor in Noorwegen, Zweden en ook in Finland. Ze zijn van Precambrische ouderdom en vaak ouder dan een miljard jaar. Destijds had je blijkbaar ook al gletsjers en zelfs ijstijden. De herkomst van deze zwerfsteen in Scandinavië is niet precies aan te geven. De steen toont veel overeenkomsten met een tilliet die bij het zuidnoorse Moelv voorkomt ( foto met grote oranje steen erin). Moelv ligt aan het Mjosameer, zuidoostelijk van Lillehammer. De bovenste foto met de grote oranjekleurige steen erin is een steenmonster van Moelv uit Noorwegen.

 

 

Smaland-graniet

Smaland is een provincie in Zuid-Zweden waarvandaan in de ijstijd bijzonder veel gesteenten met het landijs op transport zijn gegaan. Graniet is het dominante gesteente in Smaland, zij het in bijzonder veel soorten en typen. Veel granieten zijn roodachtig met opvallend blauwgrijze kwarts. Naast een aantal Smaland-granieten die door hun specifieke kenmerken als gidsgesteente worden beschouwd, denk maar aan Götemar-, Virbo, Uthammer- en Vanevik-graniet, worden de meeste als 'rode en grijze Vaxiö-graniet' aangeduid. De graniet op de foto beantwoord aan het rode type: Grofkorrelig met veel, opvallend blauwgrijs gekleurde kwarts en roodachtige kaliveldspaat. Verspreid zijn grote, vuil geelwitte vlekken te zien van omgezette plagioklaas. De donkere spikkeltjes zijn van biotiet met misschien wat zwarte hoornblende. De donkere vlek is een deels geresorbeerde xenoliet, een fragment nevengesteente dat destijds bij de stolling van het magma in de gloeiend hete kristalbrij is opgenomen en is aangesmolten. Rode en ook grijze Vaxiö-graniet zijn inmiddels verlaten namen. In zwerfsteenboeken en ook bij verzamelaars kom je deze namen echter nog veel tegen.

Syeniet-gabbro van Angermanland

Onder Scandinavische zwerfstenen komen soorten voor met kenmerken die in zekere zin uniek zijn. Hieraan zijn deze zwerfstenen goed te herkennen. Als ook het herkomstgebied in Scandinavië bekend is, dan noemen we zo'n zwerfsteen een gidsgesteente. In de loop van de jaren zijn een groot aantal gidsgesteenten bekend geworden en ook beschreven.

 De grijswitte steen op de foto is een grootkorrelige gabbro die afkomstig is uit het verre noorden in Zweden. In de kuststreek van Nordingra (Angermanland) aan de Botnische Golf komt dit gesteente voor samen met roodachtige rapakivigraniet. Beide, rapakivi en deze gabbro, zijn aan elkaar gerelateerd. 
Het hoge veldspaatgehalte in de gabbro maakt dat het gesteente een lichte indruk maakt. Een andere naam zou ook veldspaatgabbro of leucogabbro mogen zijn. Deze laatste naam duidt op de witachtige kleur van de veldspaat (=plagioklaas).

In deze gabbro is met blauwe pijlen aangegeven waar kleine kristallen van roodachtige kaliveldspaat voorkomen. Kaliveldspaat komt normaal gesproken niet in gabbro voor. In deze syeniet-gabbro wel. Bestanddelen van de naburige rapakivigraniet zijn toen deze gabbro nog een halfgesmolten brei van kristallen vormde, bijgemengd. Gabbro's met kaliveldspaat werden vroeger 'syenietgabbro' genoemd. Nu heten ze monzo-gabbro. Het gehalte aan kaliveldspaat wisselt sterk.
Verzameling en foto: Hans van Essen-Dieren.

 

Coronietische gabbro

Gabbro is een zwaar ijzer- en magnesiumrijk gesteente. Komt als zwerfsteen veel voor en dat in allerlei typen. Veruit de meeste gabbro's komen uit Zweden, maar waar precies is niet te zeggen. Ook Finland leverde zwerfsteengabbro's, maar dat zijn er niet zoveel. Noorwegen is een ander verhaal. Het gletsjerijs daar bewoog in de ijstijd een andere richting op. Bovendien zien gabbro's in het Bamblegebied in Zuid-Noorwegen er anders uit. 

Gabbro's bestaan voornamelijk uit pyroxeen, olivijn en plagioklaas. Voor pyroxeen mag een zwerfsteenverzamelaar ook augiet lezen. De verschillende soorten pyroxeen zijn met de loep namelijk niet uit elkaar te houden. Probleem bij zwerfsteengabbro's is dat zowel olivijn als pyroxeen door de hoge geologische ouderdom van het gesteente- de meeste gabbro's zijn tussen de 1600 en 1800 miljoen jaar oud, omgezet zijn.

De augieten zijn hydrothermaal door wateropname omgezet in vezelige actinoliet, een amfiboolsoort. Ook de olivijn is omgezet. Vaak ontwikkelt zich bij deze laatste door contact met plagioklaas een smal donker reactierandje van hoornblende en spinel (corona) aan de buitenkant, terwijl meer naar binnen nog olivijn en/of pyroxeen aanwezig is. Vandaar de naam coronietische gabbro. Aan de verweerde buitenkant van zwerfstenen kleuren deze omgezette gabbro's niet zwart, maar meer (grijs)groen of ze tonen veel roest. Van binnen zijn de zwerfstenen voornamelijk zwart, zwartgroen met grijswit. Dit laatste mineraal is plagioklaas.

 

 

Rode Dala-zandsteen met regendruppelinslagen

Zandstenen zijn niet de meest spannende zwerfstenen. Je vindt ze weliswaar in allerlei maten, kleuren en soorten, maar veel meer dan dat bieden ze niet. Komt ook omdat de meeste zandstenen die in de ijstijd uit Scandinavië naar hier zijn vervoerd, van Precambrische ouderdom zijn. Toen deze zandsteen in een heet woestijnklimaat ontstond, was er wel leven op aarde, maar alleen nog op eencellig niveau. Fossielen zitten er dus nooit in.

Wat deze steen interessant maakt, zijn de bobbeltjes op het oppervlak. Het zijn zeer waarschijnlijk opvullingen van indrukken die ontstaan zijn door regendruppels. Regendruppels uit een wolk, zo'n 1500 miljoen jaar geleden. Kan een paar miljoen jaar schelen.

Bontzandsteen

Waarom zijn zandstenen die in een heet droog klimaat zijn ontstaan, vaak rood van kleur? Porievocht dat gedurende de nacht tussen de zandkorrels omhoog stijgt, bevat altijd een piets opgelost ijzer. Door de warmte overdag verdampt het vocht. IJzer blijft achter. In contact met lucht oxideert het tot hematiet, dat vervolgens in een heel dun roodgekleurd huidje om de afzonderlijke zandkorrels afgezet wordt.

De steen op de foto is heel wat jonger dan de rode zandsteen van gisteren. Dit is een zwerfsteen van bontzandsteen, een zandsteensoort dat in de Trias-periode, zo'n 250 miljoen jaar geleden ontstond. Toen lag Midden-Duitsland, waar deze kei vandaan komt en ook ons land ter hoogte van de huidige Sahara. De donkere vlekjes zijn rolsteentjes van rode klei. De fijne witte spikkeltjes in de zandsteen zijn veldspaatkorreltjes.

 

 

Aland-granofier

Aland-granofier is een veel voorkomend zwerfsteentype in het Hondsruggebied, eigenlijk zo gewoon dat veel verzamelaars er aan voorbij lopen. De variatie onder rapakivi's is bijzonder groot. Aland-granofier schaart zich in dit rijtje. Het aantal granofier-typen is niet te tellen. Dit komt voor een belangrijk deel door de voorkomens van dit gesteente in de vaste rots.

Aland-apliet en aland-granofier zijn ganggesteenten. Deze zijn ontstaan in spleten en scheuren in andere rapakivigesteenten die al gekristalliseerd waren. De breedte van de spleetvullingen varieert van een centimeter tot meer dan een meter. De gangen vormen pleksgewijs zwermen in het rapakivimassief. De vulling van iedere spleet wijkt in onderdelen weer af van de ander.
Karakteristiek aan aland-granofier is de fijn-grafische vergroeiing van kwarts en veldspaat. Afgezien van enkele verspreid voorkomende eerstelingkristallen van kaliveldspaat en een paar ronde kwartsen, komen donkere mineralen nauwelijks voor.

Aland-granofier is pas mooi als deze door verwering gebleekt zijn. Dan pas valt de prachtige structuur van de grondmassa op. Met de loep is het alsof je naar een soort spijkerschrift kijkt. Deze kwarts/veldspaatvergroeiing zien we ook in gewone schriftgraniet. Verder komen waaiertjes en rozetten van beide mineralen voor.

 

 

Aland graniet-porfier en Aland kwarts-porfier

Zogezegd 'huismussen' onder de zwerfstenen, vooral in het Hondsruggebied. Je komt beide zwerfsteensoorten bij tientallen tegen. Opvallend is dat bijna iedere zwerfsteen er weer anders uit ziet. Dit laatste is overigens een kenmerk van rapakivigesteenten. De mate van variatie is bijzonder groot. Mocht iemand de aanvechting niet kunnen weerstaan om van de nog bekendere Aland-rapakivi een complete verzameling aan te leggen. Niet aan beginnen. Leidt tot niks, ja tot heel veel stenen, maar nooit compleet.

Aland graniet-porfier en Aland kwarts-porfier worden vaak in één adem genoemd. Beide lijken ook op elkaar, sterker nog ze gaan naadloos in elkaar over. Om toch verschil te maken geldt in zwerfsteenkringen dat de grondmassa van Aland kwarts-porfier dicht is. Je ziet zelfs met de loep nog geen afzonderlijke mineraaltjes. Dat lukt bij Aland graniet-porfier wel. 
Een ander in het oog lopend verschil is dat in graniet-porfier doorgaans (veel) grotere veldspaateerstelingen aanwezig zijn. Daar staat tegenover dat in Aland kwarts-porfier het aantal rondachtige kwartsen weer veel groter is. Zowel kwarts- als veldspaateerstelingen zijn door magmatische oplossing sterk aangetast. Corrosie noemt men dat. De ronde kwartsen waren in aanleg idiomorfe kristallen, dubbelpiramides, dus hoge kwarts. Door magmatische oplossing als gevolg van de beweging van het magma in de aardkorst al of niet in combinatie met een samenstellingsverandering door kristallisatieprocessen, zijn de hoekige kwartsen en ook de kaliveldspaten deels opgesmolten. De gelige vlekken in het gesteente zijn opgeslobberde fragmenten plagioklaas uit een naburig basaltisch gesteente.

 

 

Gedrietgneis

Onder noordelijke zwerfstenen spelen omzettingsgesteenten een belangrijke rol. Stenen als gneis en migmatiet zijn net huismussen, zoveel komen ze voor. Toch kom je nu en dan 'krenten' tegen, typen die je eerder niet of nauwelijks vond. Gedrietgneis is zo'n steen. Bij gneizen hebben de minerale bestanddelen als gevolg van hoge druk en verhoogde temperatuur afgeplatte vormen. Bovendien liggen ze parallel aan elkaar. Gneizen maken daardoor een 'gelaagde' indruk. Met echte gelaagdheid heeft het echter niks van doen. 

Opvallend in de steen zijn zwarte, radiaire figuren. Het zijn aggregaten van amfibool, een ijzer- en magnesiumrijk mineraal. Amfibolen vormen een familie waar gedriet lid van is. Zwerfsteenliefhebbers noemen deze radiaire figuren wel 'zonnen'. De mineralen zijn vanuit het midden, in één vlak loodrecht op de drukrichting gegroeid. Gedrietgneis is vermoedelijk afkomstig uit Midden-Zweden.

 

 

Blauwkwarts

Kwarts is een belangrijk bestanddeel van granietische gesteenten; in graniet is dit 20% of meer. Veel kwarts is helder, wit, grijs of rookkleurig. Bijzonder is dat met name in Zweden en Finland relatief veel granieten voorkomen met blauwachtige kwarts. In sommige gevallen, zoals in Upssalagraniet en in enkele Smalandgranieten is de kwarts hemelsblauw gekleurd. Het mooist is blauwe kwarts in sommige rapakivigesteenten.

Vooral grootkorrelige, porfierische rapakivigranieten en dito granietporfieren afkomstig uit het rapakivigebied van Kökar in de noordoostelijke Oostzee staan bekend om hun tot 1,5 cm grote eerstelingkristallen van hemelsblauwe kwarts. De blauwe kleur wordt in sommige granieten veroorzaakt door roosterfouten in het kwartskristal, soms zijn verontreinigingen in het spel. Dit laatste is het geval bij de kwartsen in de porfierische rapakivi op de foto. In de kwarts zijn microscopisch kleine naaldvormige kristallen van rutiel aanwezig, vaak fraai in zones geörienteerd. Deze rutielnaaldjes verstrooien het blauwe licht. Vandaar de intens blauwe kleur.

 

 

Botnische kwartsporfier, type Ava

Het gaat hier duidelijk om een gidsgesteente. Dit is een categorie zwerfstenen waarvan de herkomst in Scandinavië bekend is. Het vreemde van Botnische kwartsporfieren is dat juist dat niet bekend is. Het is niet bekend waar deze op de bodem van de Botnische Golf voorkomen, tenminste niet precies. 

Van Botnische kwartsporfieren zijn in het verleden een flink aantal verschillende typen beschreven en ook als gidsgesteente geaccepteerd. We moeten hierbij wel bedenken dat de beschrijving en de toekenning van typen gebeurd is op basis van zwerfstenen die men op Aland heeft gevonden.

Hoe dan ook, het zijn prachtige porfieren die in het Hondsruggebied vrij algemeen te vinden zijn. Bikkelharde gesteenten zijn het, vooral de donkere felsietporfier onderscheidt zich in hardheid en bewerkbaarheid niet of nauwelijks van helleflint. Tijdens een archeologisch werkweekend probeerde men van helleflint vuistbijlen te maken, zoals de neanderthalermens dit ook wel eens deed. De zeer moeizame bewerking van een Botnische kwartsporfier leverde na flink wat zweetdruppeltjes een prachtige vuistbijl op.

De hardheid hebben deze gesteenten te danken aan hun vulkanische oorsprong als ignimbriet.

 

 

Sörkedal ignimbriet

Zo onderhands weet iedereen dat noordelijke zwerfstenen uit Scandinavië komen. Echter, niet elk deel van Scandinavië komt in aanmerking. Uit grote delen van dit grote gebied is geen zwerfsteen in ons land terecht gekomen. Het hing af van de aanvoerrichting van het gletsjerijs in de ijstijd. Voor Noord-Nederland komen vooral Zweden, Oostzee, Botnische Golf en een klein deel van Zuidwest-Finland in aanmerking. De steen op de foto is afkomstig uit Zuidoost-Noorwegen.

Het geologisch zeer interessante Oslogebied met zijn zeldzame gesteenten lag in de Saale-ijstijd buiten de baan van het landijs. Dat we desondanks hier zwerfstenen uit de omgeving van de Noorse stad Oslo kunnen vinden komt omdat het gletsjerijs op zijn weg naar ons land onderweg eerder afgezet glaciaal materiaal heeft opgenomen. Daar zaten ook Oslogesteenten bij. Vandaar dat we, zij het mondjesmaat, in de noordelijke helft van ons land en daarbuiten rhombenporfier, larvikiet, nordmarkiet etc. uit het Oslogebied kunnen vinden.

De steen op de foto is een ignimbriet uit het Sörkedal in de buurt van de Noorse stad Oslo. Het rose gesteente is een bijzonder mooi type ignimbriet. Ignimbrieten ontstaan uit het afgezette, gloeiend hete vulkanische materiaal dat door gloedwolken in de omgeving van vulkanen na zeer heftige explosieve uitbarstingen wordt afgezet. De enorme hitte zorgt ervoor dat losse deeltjes tot een hecht gesteente aaneen kitten alsof het een echt stollingsgesteente is. In de fijnkorrelige rose grondmassa 'zweven' een massa kleine en wat grotere brokjes vulkanisch gesteente, die bij het explosieve geweld uit de kraterpijp van de vulkaan zijn losgerukt en zijn weggeblazen. Kleine stukjes glasachtige puimsteen zijn vervormd tot donkere sliertjes. Kortom, een heel bijzondere vondst.

 Vindplaats: Neuenkirchen, vlak over de grens bij Enschede. Collectie: Gelders Geologisch Museum in Velp.

 

 

Rode Oostzee-ignimbriet

Rode Oostzeeporfier is een veelvoorkomend type zwerfsteen in het Hondsruggebied in Drenthe. Het gesteente is meestal steenrood van kleur. Het heeft een dichte structuur met kleine eerstelingkristalletjes van hoekige kwarts en rode kaliveldspaat.

Van dit gesteente komen ook karakteristieke ignimbrietische vormen voor, uitmonderd in typen die meer op een vulkanische breccie lijken.

Bij explosieve vulkaanuitbarstingen treden pyroklastische stromen op, gloedwolken, die uit een mengsel van allerlei gassen, vulkanisch as, magmadruppeltjes en allerlei gesteentefragmenten bestaan. Deze laatste zijn vaak door het uitbarstingsgeweld uit de vulkaankrater losgerukt. In het gesteente op de foto zijn brokstukjes te zien van vulkanisch gesteente die door de hoge temperatuur van de gloedwolk plastisch vervormd zijn. De meeste gesteentebrokjes bleven echter hoekig. We herkennen er allerlei porfieren in, vaak ook weer ignimbrieten, zelfs van de steenrode rode Oostzee-porfier, maar ook van fonoliet en melafier. Deze laatste is een oude basalt met opgevulde gasblaasjes. Kortom, de inhoud van deze steen geeft een inkijkje in de gesteenten die tezamen zo'n 1600 miljoen jaar geleden een grote stratovulkaan opbouwden. Dat is lang geleden, vandaar dat er van deze ongetwijfeld imposante vulkaan niets meer is overgebleven.

Retro-eclogiet

Het is niet de eerste maal dat ik het hier over eclogieten heb. Reden? Tweeledig. Eclogiet is een heel bijzonder gesteente dat onder extreme omstandigheden op grote diepte in de aardkorst ontstaan uit basische gesteenten als gabbro, basalt, amfiboliet e.d. Eclogiet komt ook nog van dieper weg als mantelgesteente voor in kimberlietpijpen. De ontstaanswijze hangt samen met plaatbotsingen en subductie. Door toenemende druk en bij een sterk verhoogde temperatuur metamorfoseren eerder genoemde ijzer- en magnesiumrijke gesteenten geleidelijk tot het kleurige eclogiet. Dit gebeurt op minimaal 34 km diepte onder extreem hoge druk. Je krijgt dan eclogiet, een visueel aantrekkelijk groen met rood gesteente; groen door omfaciet, een graskleurige pyroxeen en rode granaat. Afhankelijk van het ijzergehalte is dat paarse pyroop of meer roodbruin gekleurde almandien.
In de tweede plaats is eclogiet in ons land ook als zwerfsteen te vinden. Weliswaar uitermate zeldzaam, maar toch.

In het voorjaar vond Marja Braaksma, die als vrijwilligster werkzaam is op het Hunebedcentrum, een zwerfsteen in Borger. 
Bij het uitzoeken van een grote collectie van wijlen Zeginus Loman uit Schoonoord, kwamen maar liefst twee andere zwerfstenen van eclogiet te voorschijn. Beide zijn zogenoemde retro-eclogiet. Zuivere eclogiet komt in de aardkorst nauwelijks voor.

Door terugschrijdende metamorfose veranderen eclogieten van samenstelling, als deze heel langzaam door tektonische oorzaak hogerop in de aardkorst terecht komen. Pyroxeen wordt omgezet in amfibool, bovendien raken ook de rode granaten 'van streek'. Vaak ontstaat er een donkere zoom, ook van amfibool, om de granaatkristallen. Van binnen zie je vaak donkere adertjes. Als zwerfsteen moet je ze kunnen herkennen, want om te zeggen mooi? Mwoahhh. Als zwerfsteenvondst blijft het een buitenkans. .De vindplaats van de steen op de foto is Eeserveen in Drenthe.

 

 

Retro-eclogiet 

In de laatste 'Steen van de dag' werd gemeld dat nog een 2e zwerfsteen van retro-eclogiet zou worden afgebeeld, een exemplaar die anders, maar vooral ook veel duidelijker is. De steen is gevonden in de keileem bij De Kiel, noordelijk van Schoonoord in Drenthe.

Kleur en structuur komen overeen met eclogiettypen die voorkomen in het noordelijke Jämtland in Zweden. In de omgeving van Gäddede zijn voorkomens van eclogiet bekend. Het reliëf van het Noord-Zweedse gebied met een duidelijke afwatering naar het zuidoosten, richting Botnische Golf, maakt het waarschijnlijk dat de zwerfsteen van De Kiel uit dit gebied afkomstig moet zijn.

De afvoer van gletsjerijs tijdens de ijstijd heeft het landreliëf gevolgd. De Botnische Golf en de zuidelijker daarvan gelegen Oostzee fungeerden in de ijstijd als enorme afvoergeulen van gletsjerijs, ook richting Noord-Nederland.

Het gebied Schoonoord, De Kiel ligt in de overgangszone van het Hondsruggebied op de flank van de Rolderrug. Zwerfstenen die daar voorkomen bezitten een Oostbaltisch karakter. Dit betekent dat de meerderheid van de zwerfstenen afkomstig is uit Noord-Zweden, Botnische Golf en Zuidwest-Finland. De vondst van deze fraaie retro eclogiet sluit daar goed bij aan. Een eventuele herkomst uit het eclogietgebied bij Ullared in Zuidwest-Zweden is vanwege de petrografische kenmerken van het eclogiettype daar uitgesloten.

De rode granaten in de steen zijn omgeven door corona's van mineralen als amfibool en vermoedelijk spinel. Deze ontstonden door retrograde metamorfose uit granaat. De structuur zoals op de foto wordt wel 'kelyfytisch' genoemd. Ook intern zijn de rode granaten door omzetting er niet fraaier op geworden. Ze zijn fijn zwart dooradert. Al met al een opmerkelijke vondst in het Hondsruggebied.

 

 

Anorthosiet

De zwerfsteen op de foto behoort niet tot moeders mooisten. Is bij zwerfstenen ook niet persé nodig. Als de afgebeelde zwerfsteen vermeldenswaard is of in dit geval heel bijzonder, dan speelt het uiterlijk een ondergeschikte rol.
De zwerfsteen is gevonden bij Eeserveen, door wijlen Z. Loman uit Schoonoord. Loman was goed thuis in noordelijke zwerfstenen en kon vooral goed zoeken. Niet zo lang geleden vroegen nieuwe zwerfsteenvondsten van pas ontdekte Norrlandgraniet en meer speciaal van Sorselegraniet de aandacht. Bij het uitzoeken van zijn verzameling kwamen meerdere Sorselegranieten te voorschijn, zwerfstenen die hij zeker een jaar of vijftien eerder gevonden had maar niet als zodanig herkende, want nog geheel onbekend. 

De steen op de foto valt in dezelfde categorie van bijzonder zeldzame zwerfsteensoorten. Voor zover bekend is dit de tweede zwerfsteen die gevonden is. Het is een anorthosiet. Dit is een vrijwel monomineraal gesteente dat bijna uitsluitend uit plagioklaas bestaat, daarom nogal verweringsgevoelig is. Dit laatste is aan de buitenzijde goed op te merken. Op het breukvlak is het gesteente nog vers. Het is opgebouwd uit grote tabletvormige kristallen van plagiokaas. In het midden is een megakrist van dit mineraal zichtbaar.

Anorthosiet komt in een aantal voorkomens voor in het zuidwesten van Noorwegen, bij Egersund. Daar kan onze zwerfsteen niet vandaan komen. Bovendien wijkt het type anorthosiet nogal af van dat uit Noorwegen. Waar deze zwerfsteen geheel mee overeen komt is de grijswitte anorthosiet die gangvormig voorkomt op het kleine eilandje Västersten, westelijk van het hoofdeiland van Aland in Zuidwest-Finland. Ook de eerder gevonden anorthosiet stemt tot in details overeen met monsters die van dit eilandje zijn meegenomen.

 

 

Zweedse Helsinkiet

Zwerfstenen heb je in maten en soorten, klein en groot, lelijk en mooi. Zweedse Helsinkiet behoort zonder twijfel tot de categorie mooie stenen. De kleurcombinatie van rode kaliveldspaat en pistachegroene epidoot met hier en daar accenten van donkere mineralen, maakt dit één van de mooiste zwerfsteensoorten die uit Scandinavië in de ijstijd in ons land zijn terecht gekomen.

De naam Helsinkiet duidt op de Finse hoofdstad Helsinki, waar een vergelijkbaar veldspaat en epidootgesteente als vaste rots voorkomt. Alleen is de epidoot in deze Finse Helsinkiet niet groen maar roodbruin. Bovendien is de veldspaat niet rood maar wit. Deze kleurtegenstelling is oorzaak dat de rood/groene zwerfstenen 'Zweedse Helsinkiet' genoemd werden. Hoewel de eerlijkheid gebied te zeggen dat niet bekend is waar de zich de vaste rots bevindt.

Het gesteente was ooit een grootkorrelige porfierische graniet. Hete circulerende vloeistoffen in de aardkorst hebben in de oorspronkelijke graniet hydrothermaal kwarts en vooral plagioklaas doen verdwijnen. Hiervoor in de plaats kwam groene epidoot. De donkere mineralen zijn vrijwel allemaal omgezet in zwartgroene chloriet. 
Zweedse Helsinkiet is geen gidsgesteente. Zal het ook nooit worden. Wel dat van een verwant gesteente, unakiet, sieraden worden geslepen.

 

 

Gletsjerbodemsteen

Zo noemt men grote zwerfkeien die een opvallend vlak afgeschuurd oppervlak bezitten, dat bedekt is met parallel verlopen gletsjerkrassen.

Aan de vorm van de steen is te zien dat het gletsjerijs dit rotsblok in de Saale-ijstijd uit de vaste rots in Zuid-Zweden heeft losgebroken. Dit losbreken door ijs noemt men in de geologie 'plucking'. Gletsjerbodemstenen als deze bezitten een karakteristieke vorm, van voren puntig afgerond terwijl de achterkant een onregelmatig meer of minder dwars verlopend breukvlak laat zien. 

Het losbreken van rotsblokken gebeurt doordat koud gletsjerijs aan de rotsbodem is vastgevroren. Het enorme gewicht dat het ijs op de ondergrond uitoefent plus de langzame voortbeweging ervan, veroorzaakt krachten waardoor keiharde rots zoals graniet het begeeft. Wat helpt is dat (graniet)rotsen doortrokken zijn van natuurlijke breuken (diaklazen).

 Het ijs bewoog, toen de steen nog onderdeel uitmaakte van de vaste rots, van links naar rechts over het gesteente. Eenmaal los, is de kei tijdens het transport naar Noordbroek in Groningen slechts in geringe mate verder afgeschuurd.

Finse graniet-porfier

Landelijk gezien is dit een zeldzaam zwerfsteentype. In het Hondsruggebied in Drenthe struikel je er haast over. Het is nauwelijks te zien, maar dit gesteente is lid van de uitgebreide rapakivifamilie. Het is geen graniet maar graniet-porfier. Het ganggesteente ontstond in brede spleten in de aardkorst binnen het rapakivi-massief. In spleten is zo'n slordige 1560 miljoen jaar geleden magma geperst dat al bezig was te kristalliseren. In de gloeiend hete kristalbrij zweefden destijds al talrijke eerder gevormde kristallen. Vooral kleurige eerstelingkristallen van kaliveldspaat vallen op. Deze vormen vaak tabletten. Daarnaast komen ook grote rondachtige kwartsen voor, naast verspreid voorkomende kristallen van plagioklaas en aggregaten van biotiet en hoornblende. 
De grondmassa bestaat uit een fijnkorrelig mengsel van kaliveldspaat, plagioklaas, kwarts en glimmer. De samenstelling is granietisch.

 Finse graniet-porfier komt in talrijke kleur- en structuurvarianten voor, ook typisch voor rapakivi's. Het moedergesteente moeten we zoeken in het kleine rapakivi-massief van Kökar, zuidoostelijk van de Aland-eilanden in Zuidwest-Finland. Vermoedelijk is het rapakivi-gebied van Kökar onderaards verbonden met het Aland-massief.

 

 

Kettingkoraal

(Halysites sp.)

Dit keer geen kristallijne zwerfsteen, maar één van sedimentaire oorsprong. Tegelijk is het ook een fossiel. Deze kalkzwerfsteen is gevonden op het Engels Kamp in Groningen. Bij graafwerkzaamheden in de Hondsrug komen in Groningen soms duizenden Ordovicische en Silurische kalkstenen te voorschijn. Daartussen zitten vaak fossiele koralen.

Op de foto is een zgn. tabulate koraal afgebeeld. In het Nederlands noemen we dit een kettingkoraal. Dit type koraal toont een open koloniebouw van kettingen die met elkaar vergroeid zijn, waardoor een netvormige structuur ontstond. Dit had een functie. Kettingkoralen leefden tijdens de Siluur-periode in slibrijke omgevingen, heel anders dan koralen tegenwoordig. Op het koraalweefsel neergedaalde slibdeeltjes werden heel effectief in de gaten opzij van de kettingstructuren gedumpt. 

Over koralen gesproken: waarschijnlijk waren deze kettingkoraal en andere tabulate koralen geen echte koralen. Vanaf het begin van hun ontstaan hadden koloniekoralen een broertje dood aan troebel slibrijk water. Daarin konden en kunnen ze niet leven. Er zijn talrijke tabulate koralen, die net als deze kettingkoraal niet te beroerd waren om tevreden te zijn met een leven in troebel water. 

Er zijn redenen om aan te nemen dat tabulate koralen in feite een groep sponzen vormen met een kalkskelet dat aan dat van koralen doet denken.Vandaar dat deze groep sponzen tegenwoordig wel koraalsponzen genoemd wordt.

Koraalsponzen, w.o. sclerosponzen, komen tegenwoordig in talloze soorten nog in zee voor. De fossiele soort op de foto is een Halysites. Hiervan zijn een aantal soorten of ecotypen bekend.

 

 

Graniet met megakristen

Je hebt in Europa duizenden soorten graniet. Mondiaal gezien nog vele malen meer. Eigenlijk moet je zeggen typen graniet. Mocht iemand ooit een aanvechting krijgen om al die granieten te verzamelen? Nooit aan beginnen. Zo'n verzameling krijg je van zijn leven nooit compleet.

Graniet is opgebouwd uit slechts vier mineralen: kaliveldspaat (geeft de kleur), plagioklaas (is lichter van kleur dan kaliveldspaat), kwarts en glimmer. Deze mineralen samen vormen in graniet een mozaïek van kleine en grotere kristallen. Soms zijn de kristallen erg groot. Die noemt men eerstelingen, want ze waren al aanwezig toen graniet ingraniet diep in de aardkorst nog een soort gloeiendhete kristalbrij vormde.

Hoe langer kristallen kunnen groeien, des te groter ze worden. Dit zie je vooral bij kaliveldspaat. De rechthoekige tabletten bereiken in zwerfstenen soms lengtes tot 8 cm, in graniet in het Zwarte Woud zelfs tot meer dan 13 cm! In de graniet op de foto zijn de kaliveldspaten minder groot, maar meten toch nog ruim 5cm. Reden om van megakristen te spreken.

De graniet op de foto is een porfierische rapakivigraniet, De zwerfsteen is afkomstig uit het noordelijke deel van het Nystad rapakivimassief in Zuidwest-Finland.

Fossiele honingraatkoraal

(Favosites sp.)

Zwerfstenen zijn per definitie stenen, maar niet alle zwerfstenen zijn van graniet, gneis, zandsteen e.d. Je hebt ze ook van kalksteen. Kalksteen is meestal versteend zeebodemslik, vandaar dat je er regelmatig resten van 'dood' leven in tegen komt.

Bijzonder zijn kalkzwerfstenen die versteend koraal blijken te zijn. Vooral op de noordelijke Hondsrug bij Groningen kom je die verhoudingsgewijs veel tegen. Ze stammen uit Silurische zeebodemlagen in de buurt van het huidige Estland. Ze zijn zo'n 430 miljoen jaar oud.

Afgebeeld is een zgn. honingraatkoraal, die verweerd, van de zijkant gezien, op een rotsformatie van basaltzuilen lijkt. Vandaar ook de oude naam 'Favosites basaltiformis'.Toen het koraal nog leefde, woonde deze op de bodem van een tropische zee ergens in de buurt van het huidige Peru in Zuid-Amerika. Bewegingen van aardkorstplaten brachten deze fossielen en de bodemlagen waar ze in opgesloten zitten in de loop van de tijd naar hun huidige plaats in de noordoostelijke Oostzee. In de ijstijd reisden ze een stukje terug.

Epidoothoudende amygdaloïdale paleo-basalt

Bij het woord basalt denk je gelijk aan vurige rivieren van roodgloeiende lava die op Hawaï richting zee afvloeien. De steen op de foto, was ooit ook roodvloeibaar, maar lang geleden.

De basalt op de foto ontstond ongeveer 1500 miljoen jaar geleden. Eerst zwart van kleur met talrijke gasbelletjes erin, gaandeweg het Precambrium en daarna vonden veranderingen in het gesteente plaats. Circulerend warm tot heet grondwater loste via microporiën in het gesteente mineralen op en voerde van elders stoffen aan. Vooral de veldspaatsoort plagioklaas legde hierbij het loodje. Het is omgezet in epidoot. Dit mineraal is ook op ruime schaal in kleine kristalletjes op de wanden van de gasblaasjes afgezet. Tegelijk veranderde de kleur van het gesteente van zwart naar violet. Deze omgezette basalten krijgen de naam 'paleobasalt' op het etiket. Met epidoot, dat spreekt.

 

 

Myloniet-gneis

Oorspronkelijk zou dit best eens een gewone graniet geweest kunnen zijn, maar dat was lang geleden, heel lang geleden. Deze gneis is bij benadering zo'n 1,8 miljard jaar oud. Het gesteente is metamorf. Het heeft een langdurige gebergtevorming meegemaakt. Als we uitgaan van een graniet, dan waren de mineralen oorspronkelijk als een mozaïek gerangschikt. Door sterke dynamische krachten in de aardkorst, zijn de samenstellende mineralen van de graniet gedeformeerd en uitgewalst tot zeer dunne strepen en smalle lenzen. Dit loodrecht op de drukrichting. Hierbij is sprake van rekristallisatie en vooral van vermaling. Mylonieten of myloniet-gneizen komen als zwerfsteen veel voor, in allerlei kleuren en in verschillende stadia van vervorming. De bleke kleur van het gesteente is deels het gevolg van verwering.

Gabbro-pegmatiet
Pegmatiet is een fraai grootkorrelig gesteente, meest van granietische samenstelling. Je komt pegmatiet en de variant schriftgraniet in het Hondsruggebied vrij veel tegen. Veel zeldzamer zijn pegmatieten van andere gesteenten, zoals deze gabbro. Dit gesteente heeft min of meer dezelfde samenstelling als basalt maar is in tegenstelling tot deze op vele diepte in de aardkorst heel langzaam vast geworden. Hierdoor konden zich grote kristallen vormen. Het witte vlekken in het gesteente zijn van plagioklaas. De hoofdmassa wordt gevormd door zwarte hoornblende. Op de detailfoto zie je het breukvlak van dit ijzer- en magnesiumrijk mineraal. De splijtreten maken een hoek met elkaar van ca. 125 graden. Augiet dat er veel op lijkt, heeft hoeken van 90 graden. Daaraan kun je beide mineralen herkennen.

 

 

Adak-graniet
Er zijn zwerfstenen waarbij je je afvraagt waarom vond ik die niet veel eerder? Sinds de ontdekking van een flink grote zwerfkei (40cm) in een hoop keien die door een aannemer bij het Hunebedcentrum gestort zijn, krijg je de focus op het gesteente. Dit was met Sorsele-graniet ook het geval. Wat je niet kent raap je in veel gevallen ook niet op. Herken je eenmaal zo'n type graniet dan volgen er meer, langzamerhand zo veel dat je verzucht 'waar laat ik die dingen'. Zeldzaamheden laat je niet liggen. Gaat in tegen het verzamelaarsinstinct.

De Adak-graniet op de middelste foto is gevonden in Vastorf, achter Lüneburg in Duitsland. Het heuvelige landschap daar is een deel van een eindmorenegordel die op het allerlaatst van de voorlaatste Saale-ijstijd is ontstaan, toen het landijs bij ons al een paar duizend jaar verdwenen was. Het bijzondere is dat het gezelschap zwerfstenen in de keileem die achter bleef vrijwel exact hetzelfde is als die op de Hondsrug, inclusief talrijke Ordovicische en Silurische kalkstenen met koralen. In een groeve lagen grote hopen zwerfkeien. Opeens zag ik hem zitten. Heel gek, zo'n kei herken je dan onmiddellijk. Opnieuw een Adak-graniet, de tweede dus met zekerheid.

De grofkorrelige graniet heeft kenmerken die andere granieten niet hebben, o.m. lichtgroene plagioklaas met zwarte insluitseltjes, kleurige oranje-blauwgrijze kaliveldspaat die opmerkelijk grofperthietisch is (er lopen allemaal kleine witte adertjes doorheen) en (blauw) grijze kwarts met kleine witte insluitseltjes van veldspaat. Kortom, een mooi gidsgesteente. Adak-graniet komt helemaal uit het uiterste noorden van Zweden, bij de plaats Arvidsjaur, westelijk van Lulea aan de Botnische Golf. Terecht een lange-afstand-kampioen onder de zwerfstenen.

 

 

Mieniet (Impactiet)

Bij de inventarisatie van (zwerf)stenen langs de voormalige Zuiderzeedijk in Hoorn werden opmerkelijke 'vondsten' gedaan. In de dijkglooiing bij Hoorn werd een grote zwerfkei van Mieniet gevonden.

Mieniet is een uitermate zeldzaam gesteente, zeker als zwerfsteen. Het is een impactietgesteente, ontstaan na de inslag van een geweldig brok ruimtepuin. De meteoriet kwam met een snelheid van enige tientallen kilometers per seconde op aarde neer. Hierbij verdampten zowel meteoriet als het gesteente op de inslagplek in een fractie van een seconde. In een zone daaromheen smolt het rotsgesteente. In deze gesteentesmelt vielen talrijke kleine en grotere fragmenten gesteente die in de lucht geworpen waren. Na stolling ontstond een donkergrijs gekleurd gesteente dat mieniet genoemd wordt. 
Mieniet is afkomstig van de Miensjö, een ca. 5km groot rond meer in Zuid-Zweden.

 

 

Rode Oostzee-ignimbriet
Allereerst, dit gesteente is een rapakivi. Rapakivi's vormen een familie van verwante granietische gesteenten die als zwerfsteen in het Hondsruggebied in Drenthe heel veel voorkomen. De meeste rapakivi's zijn op betrekkelijk grote diepte in de aardkorst door stolling van magma ontstaan. Rode Oostzee-porfier en ook deze ignimbrietische vorm ervan zijn vulkanieten, gesteenten die ontstaan zijn bij zeer explosieve vulkaanuitbarstingen. Ignimbrieten ontstaan uit in het voorland van de vulkaan afgezet materiaal dat afkomstig is uit gloeiend hete gloedwolken die als lawines de vulkaanhelling afrazen. De temperatuur van deze allesvernietigende pyroklastische stromen bedraagt meer dan 700 graden.

Meegesleurde brokjes kratergesteente, brokstukken puimsteen en al het andere fijnere materiaal sinterde na afzetting aaneen tot een keihard gesteente. Door de hitte zijn de puimsteenbrokjes tot pannenkoekjes platgedrukt. Op doorsnede vormen deze donkerder gekleurde, ietwat golvende strepen en vegen, fiamme genaamd. Het grote steenfragment is een stukje bruine Baltische kwartsporfier, ook een ignimbriet, maar ouder. Het gesteente komt uit de noordoostelijke Oostzee, uit een volkomen onderzees gelegen rapakivi-voorkomen en is op de Hondsrug meerdere malen gevonden. Ouderdom is ca. 1600 miljoen jaar.

 

 

Migmatiet met pegmatiet
Zonder overdrijving mag je migmatiet tot een van onze mooiste zwerfsteensoorten rekenen. Vooral als de steen ook nog eens doortrokken is van een brede gang van pegmatiet. 

Migmatieten vormen een groep 'oergesteenten' die tussen de 1800 en 2000 miljioen jaren oud zijn. Tenminste migmatieten die op de Hondsrug gevonden worden. 

Pegmatiet is een fraai grof- tot grootkorrelig gesteente dat voornamelijk uit veldspaat en kwarts bestaat. Het komt in de aardkorst voor als onregelmatige, soms vingervormige uitstulpingen aan de buitenzijde van granietvoorkomens. Vaak vind je pegmatiet ook als spleetvulling in andere gesteenten. Pegmatiet wordt in een laat stadium van kristallisatie van granietmagma gevormd. Wat overblijft nadat de hoofdmassa al tot vast gesteente is gekristalliseerd, is een zeer dunvloeibaar soort restmagma, dat rijk is aan allerlei gassen en vluchtige stoffen. Deze fluïde-achtige massa staat onder zo hoge druk dat het via scheuren en spleten in het omringende gesteente wordt geperst en daar kristalliseert.

Mooi aan deze brede pegmatietgang is dat door de lagere temperatuur van de migmatiet de pegmatiet een zonering in korrelgrootte en ook in gerichtheid van de mineralen laat zien. Tegen het contact met de gneis is een centimeters brede, bleekkleurige contactzone in de pegmatiet zichtbaar met kristalvorming van veldspaat en kwarts loodrecht op het contactvlak. Verder naar binnen is het beeld rommeliger en zijn vooral de oranjerode kaliveldspaatkristallen fors ontwikkeld.
Wilt u de steen zien? Hij ligt voor de ingang van de Hortus in Haren.

 

 

Kwarts-porfier van Dalarne

Een geo-excursie vorige week voerde oud-cursisten van de wintercursus in het Hunebedcentrum langs twee grote hopen zwerfkeien. De stenen kwamen van een akker bij Borger. Een klein uurtje zoeken leverde een aantal bijzondere en vooral ook mooie zwerfstenen op. Waaronder deze kwarts-porfier. 

Kwarts-porfieren in deze vorm zijn in vrijwel alle gevallen ontstaan uit het gloeiend hete afgezette materiaal van gloedwolken ofwel pyroklastische stromen. De intense hitte zorgde er voor dat de losse vulkanische producten aaneen sinterden tot een keihard gesteente.

Kwarts-porfier heeft de samenstelling van graniet. Je zou kunnen zeggen het is het uitvloeiingsgesteente ervan, ware het niet dat lavastromen van granietisch magma eigenlijk niet bestaan. Granietisch magma is te taai om te vloeien. 
In een uiterst fijnkorrelige grondmassa van vulkanisch as en uiteengespatte magmadruppeltjes, zweven talloze dieprode kristallen en fragmenten van kaliveldspaat. Sommige zijn prachtig idiomorf, d,w.z. deze bezitten hun eigen vorm. Daarnaast zijn iets minder talrijk (glazig)grijze, soms hoekige kristallen van kwarts te zien. 

De precieze herkomst van deze porfier is niet bekend, maar vrijwel zeker is dat we hier met een porfier te maken hebben die uit de provincie Dalarna in Midden-Zweden stamt. Het is een van de allermooiste kwarts-porfieren die de laatste tijd is gevonden.

 

 

Retro-eclogiet

De steen op de foto is een eclogiet. Hierover dadelijk meer. In  april 2018 had ik een excursie met deelnemers aan de geologiecursus van afgelopen winter. Op weg naar het eerste punt kwamen we bij Borger twee hopen zwerfkeien tegen. Vol in de remmen dus. Iedereen zoeken.

Marja Braaksma, waarmee ik de reeks nieuwe zwerfsteengidsen samenstel, kwam met een paar stenen aanlopen waarbij zij zich bij een ervan afvroeg of dit een bijzondere was. Ik zag de steen eerst aan voor een verweerde gabbro, maar de 'pitjes' erin bevielen mij niet.

Meegenomen, schoongeborsteld en vervolgens in de dikke bleek gedaan. En.... warempel, het is een heel bijzondere zwerfsteen. Het is een eclogiet, eigenlijk een retro-eclogiet, waarin de donkere pitjes sterk verweerde granaatjes blijken te zijn. De grijsblauwgroene tint van de steen wordt veroorzaakt door het mineraal amfibool, dat door wateropname uit augiet is ontstaan. Deze omzetting komt in vrijwel alle eclogieten op aarde voor. Het heeft te maken met het langzaam omhoog komen van het gesteente in de aardkorst. Metamorfose, maar dan op de terugweg.

Eclogiet ontstaat bij zeer hoge druk en temperatuur uit gesteenten als basalt, gabbro en diabaas. Dit op diepten van minimaal 35 km! De mineralen in genoemde gesteenten worden door metamorfose omgezet in grasgroene augiet en prachtig rode granaat. Stijgt eclogiet door tektonische oorzaken richting aardoppervlak, dan wordt augiet door geringere druk, temperatuur en ook door wateropname omgezet in amfibool. Deze laatste heeft vaak een groenige, tot (grijs)blauwgroene tint en een soms vezelig/korrelige structuur.

Extra bijzonder is dat deze eclogiet gevonden is op de Hondsrug. Hier komt een Oost-Baltisch zwerfsteengezelschap voor met zwerfsteensoorten die afkomstig zijn uit de noordoostelijke Oostzee, Zuidwest-Finland, Botnische Golf en Noord-Zweden. Uit die streken zijn geen eclogieten bekend.

De stenen uit de hopen zijn echter afkomstig van de westelijke Hondsrug waar weliswaar ook Oost-Baltische zwerfstenen voorkomen, maar altijd met bijmenging van zwerfsteensoorten uit Midden- en Zuid-Zweden. De aanwezigheid van vuursteen verraadt dit Zweedse karakter. Uit Midden en Zuidwest-Zweden zijn wel eclogieten bekend. Gezien de structuur van de steen zou een herkomst uit de provincie Halland in Zuidwest-Zweden best mogelijk kunnen zijn. Deze eclogiet is de tweede vondst ooit op de Hondsrug!!! Een unicum dus.

De lichter gekleurde steen is in droge toestand gefotografeerd, de andere in vochtige toestand.

 

 

Pegmatiet
Ik vond de laatste tijd tussen hopen akkerstenen opmerkelijk veel pegmatieten. Hoeveel je er ook opraapt, het blijven mooie gesteenten, vooral in de vorm van schriftgraniet of als ze vol zitten met zilverwitte mica of gitzwarte kristallen van toermalijn. Deze pegmatiet trok de aandacht door de afwijkende kleur van de kaliveldspaat, terwijl de steen behoorlijk verweerd is.

Inmiddels is duidelijk dat het aantal zwerfstenen van pegmatiet in Oost-Baltische zwerfsteengezelschappen op de Hondsrug veel groter is dan in gebieden met West-Baltische zwerfstenen. Dan heb je het over Westelijk Drenthe en Friesland. Ook schriftgranieten zijn in het Hondsruggebied talrijker.

Dankzij het verweerde karakter van de steen zijn de afzonderlijke mineralen door hun kleurverschil heel goed te zien. Komt bij dat pegmatiet doorgaans een grootkorrelig gesteente is, waarbij de grootte van de veldspaatkristallen in zwerfstenen kan oplopen tot meer dan 10cm.

Het blauwgrijze mineraal in deze pegmatiet is kaliveldspaat. Deze veldspaatsoort is minder verweringsgevoelig dan plagioklaas. Deze laatste vormt geelwitte vlekken in het gesteente. Twijfel je aan de een of de ander, plagioklaas is altijd lichter van tint dan kaliveldspaat. Kwarts tenslotte vormt vuilbruin-grijze klodders tussen beide andere mineralen. Waar deze en andere pegmatieten vandaan komen is niet te zeggen. Ja, Scandinavië, maar dat is heel groot.

 

 

Metasomatiet
Een zwerfsteensoort die vaker voorkomt dan stenenliefhebbers wel denken. Het voorvoegsel 'meta' maakt duidelijk dat we met een metamorf gesteente te maken hebben. Toch ziet de steen er niet als zodanig uit. Geen gestreeptheid of plooiing te zien. Nee, veel zwerfsteenliefhebbers denken met dit gesteente een syeniet gevonden te hebben, want kwarts is vrijwel geheel afwezig. 

Ondanks de rose-oranje kleur is het kleurend bestanddeel in de steen geen kaliveldspaat, maar in hoofdzaak plagioklaas (albiet). Dit is bijzonder. Ingeklemd tussen de veldspaatkristallen zit donker mineraal. Veelal hoornblende met wat omgezette biotiet en magnetiet.

Metasomatieten als deze ontstaan door materiaal uitwisseling op atomair en moleculair niveau. Veelal gebeurt dit in de buurt van een magmalichaam in de aardkorst. Vluchtige stoffen diffunderen via microporiën door gesteenten, waarbij stoffen worden afgevoerd en aangevoerd. Hierdoor ontstaan nieuwe gesteenten die soms het uiterlijk hebben van een magmatisch gesteente, maar die wel degelijk metamorf zijn. Sommige zwerfsteenverzamelaars noemen dit gesteente een (albiet)syeniet. Metasomatiet is beter.

Rapakivi-pegmatiet
Er zijn zwerfsteensoorten die je vaker vindt. Rapakivi's zijn in het Hondsruggebied bijzonder algemeen te vinden. Dus waarom dan een rapakivi opnieuw als steen van de dag? 

Pegmatiet komt veel voor in granietvoorkomens. Ze ontstaan uit een zeer dunvloeibare restsmelt als het overgrote deel van het magmalichaam onderaards al is gekristalliseerd. Water in gasvorm speelt bij de vorming van pegmatiet een belangrijke rol. 
Rapakivi-magma is een zogenaamd 'droog' magmatype. Het watergehalte daarin is bijzonder gering. Dit komt omdat rapakivi-granieten ontstaan zijn door opsmelting van de onderste aardkorstgesteenten in aanwezigheid van heet basaltisch magma dat uit de mantel afkomstig is. Gesteenten uit de onderste aardkorst bevatten doorgaans weinig water. Rapakivi-magma dus ook. De afwezigheid of het grote gebrek aan water is reden waarom rapakivi's zo weinig pegmatiet bevatten. Vind je vervolgens een zwerfsteen met pegmatiet en die steen blijkt een rapakivi-graniet te zijn, dan is het bingo!! Zeldzaam zijn ze!

De rapakivi op de foto's is een Kökar rapakivi-graniet, afkomstig uit het kleine satellietmassief op de bodem van de noordelijke Oostzee, net ten zuiden van de Aland-eilanden. Kökar-rapakivi's zijn de mooiste rapakivi-granieten die we kennen. De vriendelijke oranjegele of meer rode kleur, hun grof- tot grootkorreligheid maakt zwerfstenen ervan aantrekkelijk en heel herkenbaar.

 

 

Rhomben-porfier
Je hebt zeldzame en minder zeldzame zwerfstenen. Verzamelaars, vooral beginnende, focussen sterk op zeldzame typen. Sinds jaar en dag zijn rhomben-porfieren wat dit aangaat symbolisch. Je telt in de zwerfsteengemeenschap pas mee als je een rhomben-porfier hebt gevonden. Zo niet, jammer. Even doorzoeken.

Rhomben-porfier, zoals deze van Ellertshaar, is een prachtig gesteente. Als zwerfsteen bijzonder herkenbaar, vanwege de duidelijke porfierische structuur. In een dichte of fijnkorrelige grondmassa 'zweven' talrijke spoelvormige of ruitvormige veldspaateerstelingen. Aantal, grootte en vorm van de eerstelingkristallen varieert in rhomben-porfier enorm. Een verzameling rhomben-porfieren 'compleet' krijgen is dan ook een illusie.

Rhomben-porfieren zijn vulkanische gesteenten die in het Vroeg-Perm in Zuid-Noorwegen geweldige lavadekken hebben gevormd. Ze hebben een samenstelling die het dun uitvloeien als lava onverklaarbaar maakt. Onlangs is ontdekt dat het gehalte aan fluor oorzaak is dat de lavastromen destijds grote oppervlakken konden bedekken. 

Rhomben-porfierlava dat onderaards is blijven steken en daar tot een grofkorrelig blauwgrijs gesteente is gekristalliseerd kennen we als larvikiet. Als natuursteen met zijn blauwwit iriserende veldspaten wordt het grijze gesteente veel toegepoast in grafmonumenten en winkelpuien.

 

 

Impactiet
Impactieten zijn curieuze gesteenten, zowel wat voorkomen betreft als in ontstaanswijze. Het vinden van een zwerfsteen van dit gesteente is al helemaal een buitenkansje. De voorkomens in Scandinavië zijn klein.

Deze steen vond ik in de omgeving van Borger. Komen impactieten op aarde niet zo heel veel voor, als zwerfsteen is het ronduit een curiositeit. Dit voorbeeld is de derde die ik als zwerfsteen vond. Het eerste exemplaar vond ik in Werpeloh in het Emsland, de andere bij Exloo.

Impactieten ontstaan bij de inslag van reuzenmeteorieten. De grootte ligt ergens tussen een paar honderd meter en een aantal kilometers. Bij deze laatste spreken we van asteroïden. Met een snelheid van om en nabij 70 km per seconde slaat een dergelijk stuk hemelsteen op aarde neer met rampzalige gevolgen. In een fractie van een seconde zijn zowel meteoriet als het gesteente waar de inslag plaats vind verdampt. Hier komt zoveel energie bij vrij dat hele landstreken verwoest worden. Het gesteente in wijde omgeving van de inslag smelt, verbrokkelt of toont typische schokpatronen als gevolg van de enorme druk. 

De steen op de foto is een grotendeels gesmolten en weer gekristalliseerd brok aards gesteente met daarin vegen en slierten van puimsteenachtig materiaal. Impactieten lijken veel op vulkanische gesteenten. De herkomst ligt ergens in Zweden of Finland. Een bekende locatie Dellensee aan de Botnische Golf zou zomaar de plaats van herkomst kunnen zijn. De gelijkenis is groot.

 

 

Porfierische paleo-basalt ('Diabaasporfieriet') 

Bij zwerfsteenliefhebbers staat deze zwerfsteensoort bekend als diabaas-porfieriet. In twee opzichten klopt deze naam niet. Deze naam dateert van lang geleden, toen men zich vooral baseerde op de Duitse literatuur en naamgeving. 

De steen is geen porfieriet, maar een oude basalt. Porfierisch is de steen ook. Diabaas klopt ook niet, want van een 'haakjesstructuur', diabaas eigen, is niets te zien. Komt nog bij dat diabaas een ganggesteente is dat onderaards in spleten en sills ontstaat. De langzame afkoeling zorgt ervoor dat de typische haakjes (=ofietisch) structuur van diabaas in zwerfstenen vrijwel altijd opvalt.

 De steen op de foto is gewoon een geologisch oude basalt. Naast talrijke witte eerstelingkristallen van plagioklaas zijn in de dichte grondmassa kleine ronde structuurtjes zichtbaar. Dit zijn opgevulde gasblaasjes die in het gesteente gevangen bleven toen basaltische lava aan het aardoppervlak uitvloeide. Dit laatse vond ca. 1,65 miljard jaren geleden plaats. Geologisch oude basalten hebben mineralogische veranderingen ondergaan. Daarom kleuren ze ook anders. Zijn in zekere zin dus metamorf. De juiste naam voor dit soort zwerfstenen moet luiden: Plagioklaas-porfierische paleo-basalt. Plagioklaas-porfierische meta-basalt mag ook.

Bordvika-ignimbriet

Je hebt porfieren en porfieren. Een deel ontstond door afkoeling en kristallisatie van magma/lava, maar veel silicarijke porfieren ontstaan anders. Magma van granietische samenstelling bevat veel silica. Dit maakt het magma zeer stroperig, vaak zo dat het nauwelijks of niet wil vloeien. Vulkaanuitbarstingen met deze silicarijke grondstof zijn per definitie zeer explosief. Magma wordt verstoven, vormt druppeltjes die bij het explosieve geweld versplinteren. Samen met met vulkanisch as, gesteentegruis en steenfragmenten uit de kraterwand vormt dit een mengsel met vulkanische en atmosferische gassen. Zo'n gloedwolk of pyroklastische stroom raast als een vloeistof de vulkaanhellingen af vernietigt mede door zijn hoge temperatuur alles op zijn weg. Een dergelijke gloedwolk veegde in 1902 in een paar seconden op het eiland Martinique de havenstad St. Pierre van de aardbodem. Ruim 30.000 mensen verdampten.

In het Noorse Oslogebied waren in het Vroeg-Perm nog heviger uitbarstingen. Het gloeiend hete materiaal dat uit deze gloedwolken werd afgezet, versinterde door de hoge temperatuur tot een harde ignimbriet. Veel van onze kwarts-porfieren zijn op deze wijze ontstaan. Bordvika-ignimbriet is er een van. Foto en verzameling: Hans van Essen - Dieren.

 

 

Ignimbrietische Rode Oostzee-porfier

Rode Oostzee kwarts-porfier is als zwerfsteen niet zeldzaam. Het is een ca. 1,6 miljard jaar oud vulkanisch gesteente, afkomstig uit het noordoosten van de Oostzee. De meeste vondsten van deze baksteenrode porfier betreffen de massieve, dichte vorm met daarin talrijke hoekige kleine kwartsjes. Kleine, iets donkerder gekleurde veldspaatsteerstelingen vallen in de rode matrix nauwelijks op.

Rode Oostzee kwarts-porfier komt in allerlei typen voor, waarvan de ignimbrietische vormen het meest opvallen. De fluïdale structuur wordt 'eutaxietisch' genoemd, alsof het gesteente voor zijn vastwording gevloeid heeft. In de porfier op de foto vallen kleine 'fiamme' op naast talloze kleine en iets grotere brokjes en scherfjes porfier-gesteente.

Ronduit opvallend is het grote insluitsel van porfier dat bij de explosieve uitbarsting destijds samen met de andere gesteentebrokjes uit de kraterwand is losgerukt. Samen met verstoven magmadruppeltjes, talloze stukjes puimsteen, vulkanisch as, gassen en atmosferische lucht ontstonden gloedwolken (pyroklastische stromen), die als allesverwoestende lawines de vulkaanhelling afraasden. Het van oorsprong losse materiaal werd op enige afstand van de vulkaan in lagen boven elkaar afgezet en sinterde door de zeer hoge temperatuur (>670 C) aaneen tot een gesteente dat op een stollingsgesteente lijkt.

Zwerfsteen en foto: Hans van Essen, Dieren.

 

 

Schriftgraniet

Op de westelijke tak van de Hondsrug komen bij werkzaamheden soms verrassend veel zwerfkeien te voorschijn. Even opmerkelijk is dat je amper een kilometer verderop naar het oosten, bij Buinen, ook veel zwerfstenen vindt, maar dat het gezelschap steensoorten daar afwijkt. Heeft te maken met twee typen keileem op de Hondsrug. De keileem bij Borger bevat naast veel rapakivi's ook zwerfsteensoorten uit Midden- en Zuid-Zweden. Bij Buinen op de oostelijke Hondsrugtak kom je die niet tegen. Wel vind je daar nog veel meer rapakivi's naast zwerfstenen die afkomstig zijn uit de Botnische Golf en Zweeds Lapland.
Bijzonder is dat bij Borger relatief veel zwerfstenen van pegmatiet en schriftgraniet voorkomen. Een ervan was dit exemplaar, een zeer grof type waarin de kwartsen bekende schrifttekens vormen in een matrix van geelachtige kaliveldspaat. De steen dankt zijn vorm aan de bijna haaks op elkaar staande splijtvlakken van kaliveldspaat.

 

 

Conglomeraat

Conglomeraat is een afbraakgesteente van verwerend rotsgesteente. Het is een sedimentair gesteente. Conglomeraat bestaat uit grindstenen van allerlei grootte die ingebed zijn in een zandige matrix. Het uiterlijk lijkt op beton, maar in tegenstelling tot deze ontstaat conglomeraat langs natuurlijke weg.

Conglomeraat ontstaat veelal uit grindhoudende riviersedimenten. Ook uit voormalige wadi-afzettingen in oude woestijngesteenten zijn veel conglomeraten bekend. Heel bekend is bijvoorbeeld bontzandsteen-conglomeraat, dat vooral in de oostfranse Vogezen veel voorkomt. Dit gesteente is in het Vroeg-Trias ter hoogte van de huidige Sahara, ca. 240 miljoen jaar geleden, in een hete droge woestijn ontstaan.

Het uiterlijk van conglomeraat wordt sterk bepaald door talrijkheid en samenstelling van de aanwezige grindstenen. Sommige conglomeraten hebben een bont uiterlijk andere zien er juist saai en eentonig uit. Bestaan de grindstenen uit één soort gesteente, bijv. kwarts, dan noemt men deze monomict. Zijn meerdere steensoorten aanwezig dan spreekt men van polymict. Conglomeraat komt als zwerfsteen veel in ons land voor. Ze zijn zowel van zuidelijke, oostelijke als noordelijke herkomst.

 

 

Spectroliet

Onder deze naam is het gesteente of liever gezegd het mineraal bekend. Spectroliet is anorthosiet, een zeer veldspaatrijk, donkergekleurd gesteente dat voor het grootste deel uit plagioklaas bestaat. Plagioklaas is weliswaar die andere veldspaat (kaliveldspaat is meer bekend), maar deze bestaat uit een aantal typen die in samenstelling van elkaar verschillen. De reeks plagioklazen vormt aan het ene eind een natriumrijke witte variant (albiet), aan het andere eind een calciumrijke vorm (anorthiet). 

Spectroliet dat in het grote rapakivi-gebied van Viborg in het oosten van Finland bij Ylaama een klein voorkomen vormt, bestaat uit de plagioklaas labradoriet. Deze veldspaat staat bekend om de prachtige regenboogkleuren die het toont. Invallend licht wordt door interferentie en weerkaatsing aan microscopisch fijne ontmengingslamellen in de plagioklaas verspreid. Dit lichteffect noemt men labradoriseren. Het dankt zijn naam aan de landstreek Labrador in het oosten van Canada. Als zwerfsteen komt spectroliet in ons land niet voor.

 

 

Tönsbergiet

Sommige zwerfstenen zijn zeldzaam, daarnaast heb je ook nog zeldzamere, maar het vinden van een steen als op de foto overkomt je misschien maar een enkele keer in je leven, in Nederland tenminste.

Zwerfstenen uit Zuid-Noorwegen, vooral die uit de omgeving van de stad Oslo, zijn begeerde verzamel- en studieobjecten. Ze zijn niet alleen als zwerfsteen bijzonder en zeldzaam, als gesteente komen ze op aarde zeer weinig voor. Dit heeft te maken met hun ontstaanswijze.

Oslogesteenten zijn geologisch gezien piepjong, vergeleken met talloze granieten, gneizen en migmatieten in Zweden en Finland. Ze ontstonden op het eind van de Carboon-periode en vooral tijdens het Vroeg-Perm langs en in een aardbreuk waarlangs veel vulkanisme plaats vond. In dezelfde tijd ontstond ook de zandlaag in Noord-Nederland, waar zich later het aardgas in ophoopte.

De steen op de foto met zijn fraaie ruitvormige (=rhombische) veldspaateerstelingen is in feite een larvikiet, die door veroudering (=hydrothermale invloeden) van karakter en samenstelling is veranderd. Deze variëteit wordt in de zwerfsteenkunde Tönsbergiet genoemd.

Graniet (Siljan-graniet)

Men onderscheidt gesteenten op basis van hun minerale inhoud en de onderlinge verhoudingen daarvan. Of een steen graniet genoemd mag worden,is dus wat wetenschappers afgesproken hebben. 

Graniet is een van de meest bekende zwerfsteensoorten. De variatie onder dit gesteente is enorm, ondanks dat bij de opbouw maar drie verschillende mineralen betrokken zijn: kaliveldspaat, plagioklaas en kwarts. Biotiet is ook aanwezig, maar dit donkere mineraal vormt slechts in een gering percentage. 

In veel granieten vormt kaliveldspaat het hoofdbestanddeel. Dit mineraal bepaalt ook de kleur van het gesteente. Plagioklaas is meestal in lagere percentages aanwezig. In onze geologisch oude granietzwerfstenen kleurt dit mineraal meestal witachtig of toont een lichte groenkleuring. Dit laatste komt door fijn verdeelde epidoot dat door hydrothermale processen uit plagioklaas ontstaat.

Kwarts is voor graniet essentieel. Dit pure silicamineraal moet voor minstens 20% aanwezig zijn. Neemt dit percentage af dan spreken we niet langer van graniet, maar van kwartsmonzoniet. Veel zwerfsteengranieten uit Smaland in Zuid-Zweden zijn eigenlijk kwarts-monzonieten, hoewel we deze toch 'graniet' blijven noemen. De graniet op de foto is een Siljan-graniet, een gidsgesteente uit Midden-Zweden.

 

 

Granaatglimmergneis

Zwerfstenen van dit type komen geregeld voor, zelfs in de vorm van grote zwerfblokken. Opvallend aan het grijze gesteente zijn de rose-rode kristallen en aggregaten van granaat. Vooral als de zwerfstenen aan de buitenzijde verweerd en gebleekt zijn komt de structuur van de gneis met rode granaten heel fraai tot uitdrukking. Granaat-glimmer-gneis, ook wel biotiet-granaat-glimmer-gneis genoemd, is feitelijk een migmatiet. 

Het oude iets donkerder, biotie-trijkere gneisgedeelte (paleosoom) onderscheidt zich goed van de nieuwgevormde, grofkorreliger vegen en banden van graniet (neosoom). In neosomen tonen de rode granaten vaak hun eigen vorm. De kristallen zijn in dat geval idiomorf. Daarbuiten vormen ze meestal onregelmatige aggregaten. Soms zijn de granaten omgeven door een heel smalle zoom van biotiet.

Gesteenten als deze zijn op grote diepte in de aardkorst onder aanhoudende hoge druk en een sterk verhoogde temperatuur ontstaan uit kleiïge, kalkhoudende zeebodemsedimenten. Dergelijke metamorfe processen duren waarschijnlijk miljoenen jaren.

 

 

Paskallavik-porfier

Toegegeven, het is geen makkelijke naam, maar de zwerfsteensoort waar deze voor staat, komt uit de buurt van de gelijknamige plaats aan oostkust van Zuid-Zweden.

Paskallavik-porfier staat ook bekend als 'graniet-porfier', wat ie ooit ook was. 
In een donkere, bruinachtige tot roodbruine matrix 'zweven' tal van eerstelingen. Dit zijn kristallen van veldspaat (de grote) en blauwe van kwarts. Samen vormden deze met het nog vloeibare magma een soort van kristalbrei, toen deze door gasdruk in scheuren en spleten van de bovenliggende aardkorst werd geperst. Onderhands alweer zo'n 1600 miljoen jaar geleden.

 De betrekkelijk snelle afkoeling zorgde ervoor dat het magma tot een fijnkorrelige massa kristalliseerde. Zo'n structuur met eerstelingkristallen noemt men porfier. Dat de grondmassa niet geheel dicht is, was reden om het gesteente graniet-porfier te noemen. Alleen, het is geen graniet-porfier meer. Paskallavik-porfier heeft namelijk een duidelijke metamorfe 'tik' gehad. In feite zijn vrijwel alle gang-porfieren in dit deel van Zweden omgezet in helleflint. Vandaar de karakteristieke hardheid van deze gesteenten. Ze zijn flinterhard, met de hamer bijna niet kapot te krijgen.

 

 

Geplooide gneis

Je kunt over stenen een hoop vertellen. Iedere kei heeft zijn eigen verhaal van ontstaan, verandering en wijze van transport, tenminste als we het over zwerfkeien hebben, zoals hier. Je hebt ook zwerfstenen die gewoon mooi zijn. Deze stenen spreken ook mensen aan die weinig met geologie en zwerfstenen op hebben.

De steen op de foto is een contrastrijke geplooide gneis. Het gesteente heeft in het verre verleden op grote diepte in de aardkorst een gebergtevorming meegemaakt. Hoe lang geleden is niet bekend, maar op zijn minst 900 tot 1000 miljoen jaar terug.

Gerichte druk en een sterk verhoogde temperatuur 'toveren' in de loop van miljoenen jaren sedimentgesteenten als kleihoudende kalk (mergel) en ander (zandige) kleisoorten om tot gneis. Zijn de omstandigheden extreem dan scheiden de lichtere bestanddelen zich van de donkere. Smeltprocessen spelen dan nog geen of slechts een geringe rol. Het materiaaltransport speelt zich af door diffusie via microporiën. Op grote diepte reageren gesteenten door de enorme druk bovendien enigszins ductiel; ze raken geplooid. Vandaar geplooide gneis.

Melafier (paleo-basalt)

Naast noordelijke uit Scandinavië afkomstige zwerfstenen kennen we ook zuidelijke zwerfstenen. Deze zijn door Rijn en Maas naar ons land vervoerd.

De steen op de foto is afkomstig uit het stroomgebied van de Rijn, meer specifiek uit het Nahe-gebied. Tijdens de Perm-periode, ca. 280 miljoen jaar geleden, vonden hier veel vulkanische uitbarstingen plaats, waarbij vooral basalt werd gevormd.

Basalt is doorgaans een donker, zwartachtig gesteente, dat hier door de hoge geologische ouderdom is omgezet. Basalt kleurt hierdoor soms groenzwart, maar vaker rood- tot violetbruin.

In Duitsland komen geen basalten voor uit het Mesozoïcum, wel oudere uit het Perm. Deze oude basalten werden (worden) melafier genoemd.

Het type op de foto is afkomstig uit de omgeving van Kirn in het Nahe-gebied. De witte vlekjes zijn kristallen van plagioklaas. Hier en daar zijn deze samengeklonterd. Dit noemt men cumulofierisch. In de petrologie worden melafieren en andere geologisch oude basalten doorgaans paleo-basalt genoemd.

Verzameling en foto: Hans van Essen, Dieren.

Bruine Oostzee-porfier

Porfieren zijn vulkanische gesteenten. Ze ontstaan aan het aardoppervlak of onderaards in toevoerspleten naar de vulkaankrater. Deze Bruine Oostzee-porfier is ontstaan tijdens bijzonder heftige uitbarstingen waarbij zgn. pyroklastische stromen ontstaan. Dit zijn allesverwoestende mengsels van gloeiend heet gas, vulkanische as, magmadruppeltjes en uit de kraterwand meegesleurde steenfragmenten die samen als een lawine de vulkaanhelling afrazen. Eenmaal tot rust gekomen is het afgezette vulkanische materiaal nog zo heet (meer dan 670 graden Celsius) dat het versintert tot een hard, dicht gesteente met een duidelijke porfierische structuur. Bruine Oostzee-porfier is op deze manier ontstaan. Wat niet iedereen weet, deze porfiersoort is lid van de rapakivi-familie. De witte vlekjes zijn kristallen en fragmenten van plagioklaas, een wit verwerende veldspaatsoort. De donkere rondachtige 'pitten' zijn kwartsen. Bruine Oostzee-porfier is een gidsgesteente dat op de Oostzeebodem, zuidoostelijk van het Zweedse Stockholm, een groot voorkomen vormt.

 

 

Melafier-amandelsteen (Amygdaloïdale paleo-basalt)

Basalt kent iedereen al was het maar van de stenen in de dijken langs onze kust. Basalt is het meest voorkomende vulkanische gesteente op aarde. Alle oceaanbodems bestaan uit basalt. Ook op land en vooral op vulkanische eilanden komt het gesteente veel voor. IJsland bestaat vrijwel uitsluitend uit basalt.

Geologisch oude basalt is vaak chemisch en ook mineralogisch veranderd. De kleur van het gesteente verandert vaak van grijszwart naar groenachtig(grijs). Dit gebeurt door circulatie van heet grondwater dat onder hoge druk door gesteenten in de aardkorst circuleert. Basalt dat dit proces ondergaat is daardoor veranderd in een metamorf gesteente. Dergelijke oude omgezette basalten noemt men meta-basalt (=metamorfe basalt). De beide afgebeelde basaltstenen komen waarschijnlijk uit het stroomgebied van de Rijn in Duitsland.

 Verzameling en foto's: Hans van Essen - Dieren.

 

 

Zandsteen met blekingsvlekken

Zandsteen is, zoals bekend, verkit zand. Het kitmiddel kan calciet (=kalk) zijn, silica (kiezel), ijzer en zelfs ook klei. Zwerfstenen van zandsteen uit Scandinavië zijn veelal door kiezel verkit. Kwartsietische zandstenen noemt men die. Harde stenen zijn het. 

Beide zandstenen op de foto bezitten ronde blekingsvlekken waar ijzer (rode hematiet) verdwenen is. Waarschijnlijk zijn de vlekken veroorzaakt door straling van ingesloten kleine partikeltjes uranium. Een van de zandstenen toont bovendien ook nog stroomribbels (golfribbels). De ouderdom? Om en nabij de 1,5 miljard jaar. Herkomst Midden-Zweden, noordelijke Oostzee of de Botnische Golf.

 

 

Kalmarsundzandsteen


Dit type zandsteen toont een zeer karakteristieke structuur van smalle en iets bredere, soms golvende lijnen. De bruine tot bruinrode lijnen lijken ogenschijnlijk op gelaagdheid, iets dat in zandstenen vaak aanwezig is. In de zandstenen op de foto's is de echte gelaagdheid nauwelijks zichtbaar, maar wordt deze gekruisd door bruingekleurde infiltratielijnen van ijzeroxide. Deze lijnen geven tijdelijke contactzones aan van zuurstofhoudend poriewater met water dat onder reducerende omstandigheden opgelost tweewaardig ijzer bevatte. Langs de contactvlakken vond oxidatie plaats waardoor roestvorming optrad. Aan deze karakteristieke patronen met bruine infiltratielijnen is Kalmarsundzandsteen makkelijk te herkennen. Zwerfstenen van deze zandsteensoort zijn afkomstig uit de omgeving van de Kalmarsund aan de Zweedse zuidoostkust.