Overige tabulate koralen


Aulopora 

Aulopora vormt dunne overkorstingen over harde substraten. In de meeste gevallen gaat het hierbij om afgestorven kolonies van andere koralen, stromatoporen en trepostomate bryozoën.

Aulopora op Favosites sp. - Zwerfsteen van Groningen

Aulopora, detail van foto hiernaast

De corallieten vertakken zich waarbij op sommige plaatsen een netvormige structuur is ontstaan.

De kolonies van Aulopora zijn opgebouwd uit kleine hoornvormige of omgekeerd kegelvormige corallieten, die op het onderliggend substraat zijn vastgegroeid. De uiteinden (=openingen) van de corallieten zijn steeds omhooggebogen. Nieuwe corallieten ontwikkelden zich door knopvormig aan de buitenzijde van reeds bestaande. Op deze wijze ontstonden onregelmatig slingerende en dichotoom vertakte reeksen hoornvormige corallieten, die zich soms engiszins netvormig over een hard substraat uitgebreid hebben.

Aulopora komt als zwerfsteenfossiel vrij weinig voor. Voor een deel komt dit doordat de overkorstingen doorgaans vrij klein zijn en zeker in vuile toestand minder goed opvallen.

Aulopora repens op Syringopora sp. - Zwerfsteen van Groningen

Aulopora repens, detail van foto hiernaast.

Duidelijk is zichtbaar dat de reeksen corallieten zich dichotoom vertakken.

Aulopora sp. - Zwerfsteen van Groningen

Aulopora repens op Favosites sp. - Zwerfsteen van Haren (Dr.)

Aulopora sp. op Favosites sp. - Zwerfsteen van Groningen


Palaeofavosipora

Deze Siurische tabulate koraal is tot dusver slechts enkele malen gevonden. De kolonies zijn klein, struikvormig, met ronde corallieten die onregelmatige divergerende bundeltjes vormen. Op plaatsen waar de corallieten dicht opeen liggen, zijn ze meer polygonaal van vorm. De corallieten zelf bezitten relatief dikke wandjes. Tabulae zijn aanwezig, maar vallen doorgaans weinig op. Door hun convex gebogen vorm, tekenen deze zich in de corallieten op dwarsdoorsnede als rondachtige structuurtjes af. 

Palaeofavosipora sp. - Zwerfsteen van Groningen

Paleofavosipora sp. - Zwerfsteen Groningen

Palaeofavosipora sp. - Zwerfsteen van Haddorf (Dld.)


Sinopora

Sinopora vormt kleine, onregelmatige plat-vertakte kolonies. De corallieten zijn buisvormig, 2,5 - 3 mm in doorsnede. Opvallend is dat de corallietopeningen diep zijn zonder tabulae. De wandjes van de corallieten zijn bovenaan dun, maar zijn verder naar onderen relatief sterk verdikt. Van septale stekels is op de binnenwanden van de corallieten weinig te bespeuren. 

Sinopora sp. - Zwerfsteen van Groningen


Chaetetes

Chaetetes is bij de meeste fossielenverzamelaars onbekend. Toch zijn fossielen ervan zeer zeker al vele malen opgeraapt, maar zijn ze niet als zodanig herkend. 

Paleontologen weten niet goed raad met deze tabulate koraal. Er zijn bovendien verschillende soorten. Op grond van hun skeletbouw heeft men de chaetetiden jaren geleden ingedeeld bij de tabulate koralen. Erg steekhoudend waren de argumenten echter niet. Chaetetiden lijken sprekend op bepaalde Paleozoïsche trepostomate bryozoën. Nieuw is de ontdekking dat de chaetetiden waarschijnlijk geen koralen waren, maar koraalsponzen (=sclerosponzen). Verre nazaten van Chaetetes komen momenteel nog op verschillende plaatsen in de oceanen voor. 

Lavendelblauw verkiezelde chaetetiden

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Zuidlaren (Dr.)

Zowel in keileem als in grofzandige, grindhoudende rivierafzettingen zijn fossieltjes van Chaetetiden zeldzaam. Ze lijken met hun skeletstructuur nog het meest op trepostomate bryozoën.

Chaetetes sp. - Zwerfsteen van Zuidlaren (Dr.) 

Veel lavendelblauwe verkiezelingen van Chaetetes worden door verzamelaars abusievelijk voor 'Dianulites' gehouden. Dit is een containernaam voor veel trepostomate zwerfsteenbryozoën.

Eridanos en verkiezelde fossielen

Chaetetes in zwerfsteenvorm wordt het meest gevonden als lavendelblauwe verkiezeling. In vroeg-Pleistocene zandafzettingen in het oosten en noordoosten van ons land komt een bonte variatie aan verkiezelde fossielen voor. Een belangrijk deel daarvan is van Ordovicische ouderdom.

In sterk verkiezelde vorm zijn deze fossielen in het Vroeg-Pleistoceen door de Eridanos, waarschijnlijk vanuit een gebied in Rusland/Finland, noord- en noordoostelijk van St.Petersburg, naar onze streken vervoerd.

Het stroomgebied van de Eridanos besloeg in het Vroeg-Pleistoceen een enorm gebied. De rivier ontsprong in Zweeds Lapland en mondde, ca. 2600 km verderop, uit aan de oostkust van Engeland. In het Laat-Plioceen bereikte de Eridanosdelta ons land. Deze delta bouwde zich in het Vroeg-Pleistoceen verder uit in westelijke richting, waarbij de kustlijn westwaarts opschoof.

Het heeft er alle schijn van dat de lavendelblauwe verkiezelingen oorspronkelijk deel uitmaakten van een chemisch sterk uitgeloogd verweringsdek, dat voornamelijk uit kwartsbestanddelen bestond. Dit verweringsdek bedekte grote delen van Scandinavië, waaronder Finland en Noordwest-Rusland en is door het stroomstelsel van de Eridanos aangetast en afgevoerd richting Noordzeebekken.

In het Vroeg-Pleistoceen was de Eridanos de grootste rivier die Europa gekend heeft. Het stroomgebied van deze ‘Europese Amazone’ was enorm. De rivier ontsprong in het uiterste noorden van Zweden en mondde tijdens zijn maximum uit aan de Engelse oostkust, zo'n 2600 km verderop. Huidige rivieren als de Thames, Maas, Rijn, Wezer en Elbe waren destijds zijrivieren van de Eridanos. Het opdringen van Scandinavisch landijs is de oorzaak dat deze machtige rivier, ca. 700.000 jaar geleden, van de kaart verdween. Uit de contouren van de Botnische Golf, Finse Golf en Oostzee is de oorspronkelijke bedding van de Eridanos nog af te leiden.

Verkiezelde fossielen uit grofzandige Eridanosafzettingen zijn vaak grijs, grijsblauw tot blauwzwart van kleur. Verzamelaars kennen deze als lavendelblauwe verkiezelingen. Heel bekend in dit gezelschap zijn losse, elegant gevormde sponzen als Astylospongia, Caryospongia, Aulocopium e.d.. Minstens zo bekend, maar door verzamelaars iets minder gewaardeerd, zijn tabulate koralen. Heliolieten en favosieten zijn uit deze laatste groep de bekendste fossielen.

Lavendelblauw verkiezelde Ordovicische Eridanos-fossielen

Astylospongia praemorsa - Zwerfsteen van Sibculo (Ov.)

Aulocopium aurantium - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.)

Caryospongia diadema - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Lavendelblauwe verkiezeling met een pygidium van de trilobiet Phacops (Chasmops) macroura - Zwerfsteen van Alteveer (Gr.)

Lavendelblauwe verkiezelingen zoals hierboven afgebeeld zijn in feite afgeronde fragmenten van verkiezelde kalkstenen. Deze verkiezelde kalksteentjes bevatten een keur aan kleine fossielen. Ze zijn voornamelijk van Ordovicische ouderdom en stammen waarschijnlijk uit hetzelfde oorsprongsgebied als de lavendelblauwe sponzen en koralen.

Lavendelblauwe verkiezeling met een tabulate koraal (Paleofavosites sp.) - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.)

Afgebeeld fossiel is een van de talloze voorbeelden van lavendelblauw verkiezelde paleofavosieten.

Lavendelblauw verkiezelde chaetetes-achtigen

Onder het verkiezelde materiaal schuilen verkiezelde fossielen die bij nadere beschouwing als chaetetiden te herkennen zijn. Op het eerste gezicht doen de fossielen aan fragmenten van trepostomate bryozoën denken. Onbekendheid met deze groep is oorzaak dat fossieltjes van Chaetetes bij de meeste verzamelaars in laatjes met bryozoën en  'Petersburger hoedjes' belanden. Dit is iets waar geen verzamelaar zich voor hoeft te schamen, ook in de paleontologie weet men niet goed raad met deze groep organismen. Hun taxonomie is niet duidelijk. Men heeft de chaetetiden in het verleden als aparte groep bij de tabulate koralen ingedeeld, maar in wetenschappelijk opzicht ‘schuurt’ dit al een tijdje. Uit de spaarzame fossielen die in Silurische afzettingen in het Oostzeegebied voorkomen, weet men dat Chaetetiden organismen waren die uitsluitend in vlakwatermilieus leefden, vaak ook als rifbewoners. Maar of het werkelijk koralen waren....? Waarschijnlijk niet.

Als kalksteenfossiel uit de keileem van de noordelijke Hondsrug is Chaetetes zeer zeldzaam, in tegenstelling tot tabulate koralen en stromatoporen. Tot dusver zijn slechts een tweetal onduidelijke exemplaren bekend van de soort Cryptolichenaria. In het Midden-Devoon waren chaetetiden niet alleen talrijker, hun zeer fijn gebouwde kalkskeletten zijn doorgaans ook een stuk groter dan die uit het Ordovicium en Siluur. Op sommige vindplaatsen in de Duitse Eifel zijn fossielen van Chaetetes niet zeldzaam. Maar ook daar worden ze niet of nauwelijks onderkend. Verzamelaars zien ze aan voor stromatoporen, omdat de zeer fijne skeletstructuur niet opvalt.

Handgrote kolonie van Chaetetes milleporaceus - Coal City Linestone, Missouri, USA. 

Chaetetes milleporaceus, zijaanzicht kolonie

In bouw herinnert dit verkiezelde skelet sterk aan dat van tabulate koralen. Alleen is het veel fijner gebouwd. Het is daarom niet vreemd dat men deze groep fossielen bij de tabulaten heeft ingedeeld. Inmiddels is door talrijke vondsten, zowel fossiel als recent levend, bewezen dat  chaetetiden een groep koraalsponzen vormen.

Solenopora jurassica - Fosse Cross, Gloucestershire, Engeland

Solenopora is lange tijd geïnterpreteerd als een groep roodalgen (kalkalgen). De naam danken deze fossielen aan een fossiele voorloper uit het Ordovicium. Zwerfstenen ervan komen voor in de keileem van de noordelijke Hondsrug. Deze 'algen' bezitten een fijne skeletstructuur die - denken paleontologen - meer overeen komt met die van chaetetiden. Solenopora was dus waarschijnlijk geen kalkalg, maar een demospons.

Solenopora jurassica - Fosse Cross, Gloucestershire, Engeland

De prachtige zonering duidt op seizoenwisselingen? De afgebeelde fossielen staan bekend als 'Beetroot Stone'. Ze zijn afkomstig uit lichtkleurige, kalkige Jura-afzettingen (Bathonien) in Engeland.

Chaetetiden uit het Mesozoïcum

Ook uit het Mesozoïcum zijn chaetetiden bekend. Sommige massieve bryozoën uit het Laat-Krijt (Ceriopora) en coralline algen als Solenopora zijn zeer waarschijnlijk chaetetiden. Fossielen van Ceriopora komen in verkiezelde vorm ook voor in de rivierzanden in Noordoost- en Oost-Nederland. Verzamelaars houden ze soms voor bleekgekleurde, trepostomate bryozoën, soms lijken ze met hun onregelmatig bobbelige oppervlak meer op stromatoporen.

Ceriopora, een 'bryozo' uit het Laat-Krijt

Ceriopora sp. - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.)

Deze meest lichtbruin verkiezelde fossielen worden regelmatig in het oostelijk grind aangetroffen. De gelijkenis met massieve, Paleozoïsche trepostomate bryozoën is erg groot. Het heeft er alle schijn van dat zowel deze Ceriopora uit het Laat-Krijt als de meeste Ordovicische trepostomate bryozoën, verwant waren aan chaetetiden en dus ook koraalsponzen waren.

Ceriopora sp., detail van het fossiel hiernaast

Ceriopora sp. - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.)

Nagenoeg complete kolonie.

Ceriopora sp. - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.)

Vondsten van Ceriopora laten zien dat deze meermalen om een substraat zijn gegroeid op enige afstand boven de zeebodem. Een aantal vondsten bezit een relatief groot centraal kanaal, dat op een doorboring lijkt, maar dat echter niet het geval is.

Koraalsponzen (sclerosponzen)

Sinds de herontdekking van Merlia normani en de vondst van verwante koraalsponzen in de jaren zeventig van de vorige eeuw, neigt men er toe om chaetetiden op grond van overeenkomsten in skeletbouw niet langer als tabulate koralen, maar als sponzen te beschouwen. In Vroeg-Carbonische kalkafzettingen in Wales heeft men fossielen van Chaetetes mortoni gevonden met in het skelet ingebouwde spicules (sponsnaalden). Op grond hiervan concludeert men dat C. mortoni geen tabulate koraal is, maar een demospons.

Niet zo lang geleden heeft men levende verwanten van chaetetiden gevonden. Een ervan is Acanthochaetetes willsi. Deze koraalspons leeft in de Indische en Grote Oceaan. Bij het eiland Guam heeft men verschillende levende exemplaren opgevist. Acanthochaetetes is ook aangetroffen op het Barriererif in het noordoosten van Australië. 

Het fijngebouwde kalkskelet van Acanthochaetetes toont treffende overeenkomsten met eendeels fossiele chaetetiden en anderdeels ook met lavendelblauwe trepostomate bryozoen. De aanwezigheid van talrijke kleine stervormige astrorhizae op het skeletoppervlak herinnert anderzijds aan bepaalde stromatoporen.

Uit de bouw van Acanthochaetetes en de jaarlijkse groei blijkt dat deze koraalsponzen waarschijnlijk leeftijden kunnen bereiken van vele honderden jaren. Dat 'onze' lavendelblauwe chaetetiden hun status als aparte groep tabulate koralen kwijt raken, lijkt op grond van recente ontdekkingen nog slechts een kwestie van tijd.

Deze koraalspons is een nog levende verwant van fossiele chaetetiden alsLamottiaenChaetetipora, waarvan fossielen in het oosten van ons land in het oostelijk grind gevonden worden. Het kalkskelet vanAcanthochaetetesis bezet met mameloonachtige bultjes met daarop een stervormig structuur. Vergelijkbare sterpatronen en bultjes komen we ook tegen bij sommige Paleozoïsche bryozoën (Monticulipora) en stromatoporen. Ze markeren uitstroomopeningen.Acanthochaeteteskomt voor in de Indische en Grote Oceaan.

Chaetetes als lavendelblauwe verkiezeling

Bij een groeiende groep fossielenzoekers is bekend dat in het Vroeg-Pleistocene grind in zandwinningsbedrijven in het noorden en het oosten van ons land, chaetetes-soorten als Lamottia heroensis te vinden zijn. Toch vormden deze kleine, vaak sterk verkiezelde fossielen nog een tamelijk obscure groep onder de grindfossielen.

De onbekendheid van chaetetiden wordt in de hand gewerkt door de weinig aansprekende vorm, structuur en grootte. Men houdt ze meestal voor sterk beschadigde, onduidelijke bryozoën.

Chaetetes en verwante soorten bezitten veelal massieve kolonies. Vertakte of laminaire groeivormen zijn weinig bekend. De kolonies zijn opgebouwd uit dicht opeengepakte, zeer smalle buisjes. Dit beeld herkennen we ook duidelijk aan lavendelblauw verkiezelde exemplaren. De buisjes hebben op dwarsdoorsnede een prismatische of ietwat meandroïde vorm.

Chaetetes sp. - Zwerfsteen van Zuidlaren (Dr.)

Bovenaanzicht.

Chaetetes sp. - Idem. zijaanzicht

De gelijkenis van deze sterk verkiezelde fossieltjes met trepostomate bryozoën uit het oostelijk grind is zeer groot.

Lavendelblauwe chaetetiden zijn zonder uitzondering klein – maximaal een paar centimeter. Hoewel ze meestal fragmentarisch zijn en sterk afgesleten, is de omgekeerd kegelvormige grondvorm vaak nog goed te herkennen. In de meeste gevallen gaat het om de soort Lamottia heroensis. Vondsten waarbij de oorspronkelijke kolonievorm niet al te erg van het transport heeft geleden, laten zien dat kolonies van Lamottia omgekeerd kegelvormig zijn met een afgeplatte bovenzijde, die meestal iets komvormig verdiept is.

Hoewel Chaetetiden nog steeds beschouwd worden als tabulate koralen, verschillen ze toch op onderdelen van deze. Bij chaetetiden ontbreken in de corallieten septale naalden en wandporiën. Opmerkelijk is dat sommige verkiezelde fossielen aan het kolonieoppervlak vage radiaalstralige en concentrische structuren tonen, die doen denken aan astrorhizae van stromatoporen. 

 

Welke soorten Chaetetes kunnen we vinden?

Lamottia heroensis

Onder lavendelblauwe verkiezelingen komt Lamottia heroensis het meest voor. Vondsten ervan worden veelal aangezien voor de trepostomate bryozoënsoort Dianulites fastigiatus. De fossieltjes zijn klein, meestal niet groter dan drie centimeter. Lamottia bezit vaak een enigszins samengedrukte, onregelmatige, omgekeerde kegelvorm met een vlakke bovenzijde. Het skelet is samengesteld uit dicht opeengepakte, smalle corallieten (0,2 - 0,4 mm), die op doorsnede prismatisch zijn.

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Gasselte (Dr.)

Bovenaanzicht kolonie. De 'corallieten' bezitten polygonale doorsneden.

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Zijaanzicht. 

Afhankelijk van de verkiezelingsgraad zijn de overlangse en dwarse doorsneden van de corallieten soms moeilijk zichtbaar. Onder de binoculair zijn details echter goed te onderscheiden. De wandjes van de corallieten verlopen in de lengterichting onregelmatig, licht slingerend, waardoor het lijkt alsof deze ongelijke doorsneden bezitten; soms smal, dan weer breder wordend. Tabulae zijn aanwezig. Vaak zijn deze horizontaal of schuin in de corallieten geplaatst. De onderlinge afstand is zeer variabel. Wandporiën en septale naalden ontbreken.

Zwerfsteenvondsten van Lamottia heroensis

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Deze vrij goed bewaard gebleven kolonie heeft een voor deze soort karakteristieke omgekeerde kegelvorm en bezit twee plateaus als gevolg van een gedeeltelijke afsterving bij leven, gevolg door hergroei.

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Ondanks de sterke verkiezeling en afslijting als gevolg van langdurige riviertransport, is de oorspronkelijke kolonievorm nog te herkennen. Lamottia bezit bovenaan een vlak of ondiep komvormig kolonieoppervlak.  

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Bovenzijde met 'corallieten/ die polygonale doorsneden bezitten. 

Lamottia heroensis - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

Kolonieoppervlak met veelhoekige 'coralliet'doorsneden.

Chaetetipora

Vormt kleine compacte kolonies, die in bouw sterk aan massieve bryozoën doen denken. Het exemplaar van Zuidlaren is halfbolvormig. Het corallum is opgebouwd uit zeer smalle, dicht opeen gepakte corallieten. Op doorsnede zijn de corallieten onregelmatig veelhoekig, niet zelden ook rondachtig. Hier en daar zijn de corallieten aan het kolonieoppervlak zwak radiaalstralig, concentrisch gerangschikt. Op deze plaatsen bezittende corallieten dikwijls ietwat gerekte doorsneden. De tabulae in de corallieten zijn dun en meest horizontaal of ietwat schuin in de buisjes geplaatst. 

Chaetetipora sp. - Zwerfsteen van Noordbroek (Gr.)

De vorm van de corallietdoorsneden is bij soort onregelmatig. De corallietrangschikking laat zien dat er sprake is van een min of meer regelmatige verspreid, concentrisch patroon.

Chaetetipora sp. - detail van het fossiel hiernaast

Cryptolicheniaria

Deze chaetetide tabulaat is net als Lamottia van Ordovicische ouderdom en is als lavendelblauwe verkiezeling slechts een paar maal gevonden. In de keileem van de noordelijke Hondsrug is deze soort ook in een enkel exemplaar aangetroffen. De zeer kleine corallieten zijn op doorsnede onregelmatig veelhoekig van vorm of hebben een ietwat rondachtige, enigszins gekartelde omtrek. De corallietwandjes zijn ongelijkmatig dik. De rangschikking van de corallieten vertoont aan het kolonieoppervlak op regelmatige afstanden een zwak divergerend, soms radiaalstralig patroon. Wandporiën en septale stekels ontbreken. Op overlangse doorsnede valt op dat de tabulae in de corallieten vaak afwezig zijn.

Cryptolichenaria miranda - Zwerfsteen van De Haerst, Zwolle

Cryptolichenaria miranda - detail van foto hiernaast 

Cryptolichenaria miranda - Zwerfsteen van De Haerst, Zwolle

Zijaanzicht. 

Cryptolichenaria miranda - Zwerfsteen van Ellertshaar(Dr.)

Sterk vergroot detail van een groep corallieten.

Zijn chaetetes-achtigen demosponzen in plaats van tabulate koralen?

Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw bestond er wetenschappelijke concensus over de systematische plaatsing van stromatoporen, tabulaten en trepostomate bryozoën. In 1970 werden bij duiktochten voor de kust van Jamaica in de Caraïbische Zee populaties ontdekt van organismen die op stromatoporen leken. Daarmee kwam de twijfel, die eerder al door verschillende onderzoekers was geuit, meer in algemene zin aan de oppervlakte. Waren stromatoporen en in het verlengde daarvan Paleozoïsche diergroepen als tabulaten en trepostomate bryozoën wel waar men ze op grond van hun fossiele kalkskeletten voor hield?

Van stromatoporen is bekend dat zij alleen in het Paleozoïcum en het Mesozoïcum voorkwamen. Karakteristiek bij stromatoporen is de aanwezigheid van astrorhizae. Dit zijn kleine, stervormig vertakte patronen die op regelmatige onderlinge afstanden op en in het kalkskelet aanwezig zijn. De interpretatie van de astrorhizae is dat deze de functie hadden van uitstroomopeningen en dat deze onderdeel uitmaakten van een onderliggend systeem van waterkanalen. Karakteristiek dus voor sponzen. Interessant is dat Amerikaanse onderzoekers stromatoporen op grond van hun skeletkenmerken al geruime tijd eerder dan hun Europese en Australische collega's als een aparte groep sponzen beschouwden.

Koraalsponzen (Sclerospongia)

De ontdekking in 1970 van recente stromatoporoïden als Ceratoporella nicholsoni en Astrosclera willeyana en de herontontdekking van de verwante spons Merlia normani, vormde een grote verrassing. Deze organismen vormen een incrustrerend basaal kalkskelet dat uit smalle buisjes is opgebouwd. Men trof ze aan voor de kust van Jamaica op een diepte van ongeveer 70 meter in grotten en overhangende delen van het koraalrif en op grotere diepten ook onder overhangende rifgedeelten.

Naar aanleiding van deze vondsten werd in 1972 de nieuwe klasse Sclerospongia geïntroduceerd. Op grond van de gelijkenis van kalkskeletten met die van sommige koralen wordt de groep ook wel aangeduid met de naam koraalsponzen. Sclerosponzen scheiden een kalkskelet af. Het levende sponsweefsel bevindt zich in een dunne laag iets in, maar vooral op het kalkskelet. Het sponsweefsel heeft een structuur die overeenkomt met die van demosponzen. Naderhand zijn ook elders op aarde in warme zeeën verwante sclerosponzen ontdekt (Calcifibrospongia, Ceratoporella, Hispidopetra, Goreauiella en Astrosclera). De skeletten hiervan vertonen sterke overeenkomsten in bouw, niet alleen met stromatoporen, maar ook met die van tabulate koralen en chaetetiden.

Tot de ontdekking van de recente chaetetide sclerospons Acanthochaetetes in de Indische Oceaan in 1975, werden chaetetiden tot de koralen gerekend. Bijzonder was de ontdekking dat Acanthochaetetes in symbiose leeft met bepaalde algensoorten, vergelijkbaar met de zooxanthellen bij scleractine rifkoralen. Reden temeer, zou men denken, om te veronderstellen dat chaetetiden terecht als koralen worden gezien. Niets blijkt minder waar. Onderzoek aan levend materiaal wijst uit dat chaetetiden onmiskenbaar sponzen zijn, die op grond van hun kalkskelet tot de demosponzen moeten worden gerekend.

De recente interpretatie van stromatoporen en chaetetiden als aparte groepen kalksponzen zou reden kunnen zijn om ook de status van de tabulaten, heliolieten en trepostomate bryozoën te heroverwegen. Nu gebleken is dat de klasse van sclerosponzen in feite polyphyletisch is, dus uit heel verschillende groepen bestaat, zou bij tabulaten, heliolieten en trepostomate bryozoën wel eens hetzelfde het geval kunnen zijn: geen koralen of bryozoën, maar heel verschillende groepen koraalsponzen.