Syenietgabbro van Angermanland

De Zweedse kuststrook langs de Botnische Golf, halverwege Sundsvall en Umea staat bekend als Nordingra. Zwerfsteenliefhebbers kennen het gebied beter onder de naam Angermanland. In een ca. 35 x 10 km lange kuststrook, zuidelijk van de stad Örnsköldvik, zijn gesteenten ontsloten die in Noord-Nederland, vooral in het Hondsruggebied als zwerfsteen te vinden zijn.

 

Het opvallendste gesteente uit dit gebied is een grootkorrelige, veldspaatrijke gabbro, bekend onder de naam Syenietgabbro van Angermanland. Bijzonder aan deze gabbro is, dat deze behalve veel lichtkleurige plagioklaas en donkere mineralen, een wisselende hoeveelheid baksteenrode, rood-oranje tot rose kaliveldspaat bevat. Verder is vaak ook enige kwarts aanwezig. Beide mineralen zijn vaak micrografisch met elkaar vergroeid.

 

Door de aanwezigheid van kaliveldspaat en kwarts heeft dit gesteente kenmerken van zowel gabbro als van syeniet. Met andere woorden, het is een hybrid gesteente, ontstaan door vermenging van twee magma-soorten: een basisch type en een rapakivi-magma. Zo’n vermenging wordt magma mingling genoemd. De aanwezigheid van kaliveldspaat in een veldspaatrijke gabbro is reden dat men dit gesteente tot voor kort ‘syeniet-gabbro’ of ‘gabbro-syeniet’ noemde. Afhankelijk van het percentage rode kaliveldspaat, waren beide namen in gebruik.

 

Hoe herken je zwerfstenen van syeniet-gabbro?
Syenietgabbro van Angermanland is een goed herkenbaar gidsgesteente. Allereerst bezit het gesteente een opvallend grootkorrelige, porfierische structuur. Het bestaat voornamelijk uit grote eerstelingkristallen van calciumrijke plagioklaas. De onregelmatige tot tabletvormige plagioklazen bereiken een maximale lengte tot 10cm! Afhankelijk van de mate van verwering kleuren zwerfstenen blauwgrijs, grijsachtig tot krijtachtig (geel)wit. De vulmassa tussen de grijze tot grijswitte plagioklazen wordt ingenomen door donkere mineralen en een wisselend percentage rode kaliveldspaat, vaak vergezeld van enige kwarts. Deze mineralen vormen door de hoekige omtrekken van de plagioklazen vaak wigvormige, soms ook onregelmatige zwarte en roodachtige aggregaten. De donkere, hoekige mineraal-aggregaten kunnen verwarrend werken. Syeniet-gabbro's die aan de buitenkant grijswit verweerd zijn, doen op het eerste gezicht aan een verweerde Larvikiet denken.

 

Meermalen zijn syeniet-gabbro’s gevonden, waarin troebele, groenachtige plagioklazen een soort 'eilandjes' in het gesteente vormen. Vooral op gepolijste zaagvlakken is dit duidelijk. Anders dan bij Syenietgabbro van Angermanland liggen de aggregaten van plagioklaas min of meer geïsoleerd van elkaar. Ze zijn omgeven door een grofkorrelige, ietwat diabaas-achtige matrix. In deze tussenmassa komen veel kleinere, hoekige plagioklazen voor, vergezeld van donkere mineralen en onregelmatige opeenhopingen van roodachtige kaliveldspaat. Deze afwijkende typen syeniet-gabbro komen niet uit Nordingra. Mogelijk zijn ze afkomstig uit het Aland-gebied.

De donkere bestanddelen bestaan in hoofdzaak uit zwarte tot zwartgroene, hoornblende (actinoliet). Oorspronkelijk bestonden deze uit pyroxeen, maar zijn deze door wateropname hydrothermaal in amfibool omgezet. Op het breukvlak maakt de amfibool een ietwat vezelige indruk. Verder is vrij veel zwarte magnetiet aanwezig. Aan gepolijste zwerfstenen is dit mineraal aan kleine, metallisch glanzende, potloodgrijze vlekjes te herkennen.



Tussen de kristallen van plagioklaas en donkere bestanddelen komen in syeniet-gabbro hoekig begrensde of onregelmatige opeenhopingen ('nestjes') voor van kaliveldspaat en kwarts. Soms is het percentage roodachtige kaliveldspaat zo gering dat het mineraal nauwelijks opvalt. In andere gevallen vormen kaliveldspaat en kwarts aders en grotere opeenhopingen in het gesteente. Niet zelden vormen beide mineralen slierten, banden of zelfs pegmatiet- achtige opeenhopingen. De verdeling van plagioklaas en rode kaliveldspaat is het duidelijkst zichtbaar aan gepolijste zwerfstenen.


Geologische situatie

Syenietgabbro van Angermanland maakt deel uit van het randgebied van het rapakivi-massief van Nordingra. Dit rapakivi-voorkomen bezit onderzees in de Botnische Golf zijn grootste uitbreiding, maar onbekend is hoe ver het zich uitstrekt. In Nordingra is alleen het meest westelijke deel van het rapakivi-massief ontsloten. Naast Rapakivigraniet van Angermanland nemen basische gesteenten als gabbro, leuco-gabbro, anorthosiet en diabaas een belangrijk deel in van het kustgebied in Nordingra. Deze gesteenten worden begeleid door een geringe hoeveelheid monzo-gabbro en monzo-diabaas. Van deze is vooral de monzo-gabbro voor zwerfsteenliefhebbers belangrijk. Dit is namelijk het gidsgesteente dat als Syenietgabbro van Angermanland bekend staat.

 

Angermanland-rapakivi komt alleen voor in het noordelijke deel. Het is een sombere, rode tot grijsrode, porfierische rapakivigraniet met veel (afgerond) rechthoekige veldspaateerstelingen van 0,5 tot 2 cm grootte. De eerstelingen liggen ingebed in een fijn- tot middelkorrelige grondmassa van kaliveldspaat, kwarts en donkere mineralen. Kaliveldspaat en kwarts zijn dikwijls grafisch met elkaar vergroeid.

In het zuidelijke deel van het rapakivi-massief komen vooral gabbro's voor. De gewone, fijn- tot middelkorrelige gabbro-typen vinden we in het westen en in het midden, de grootkorrelige, veldspaatrijke leuco-gabbro is vooral aanwezig in het oosten, langs de kust. Daarr, bij Bönhamn, vinden we ook Syeniet-gabbro van Angermanland in al zijn verschijningsvormen.



Hoewel gabbro doorgaans veel meer donkere bestanddelen bevat dan plagioklaas, onderscheiden de grootkorrelige gabbro-typen van Nordingra zich door hun hoge veldspaatgehalte (70-90%). De rijkdom aan plagioklaas zorgt ervoor dat deze gabbro's bij verwering eerder grijs- tot geelwit van kleur zijn, dan zwart of groenzwart, zoals gebruikelijk bij gabbro's. Vanwege het hoge plagioklaasgehalte noemt men deze gesteenten in de petrografie leuco-gabbro. De typen met rode kaliveldspaat en wat kwarts noemt men monzo-gabbro. Hierbij dient opgemerkt dat de scheiding tussen leuco-gabbro/monzo-gabbro en anorthosiet bepaald wordt door het percentage donkere mineralen. Bij minder dan 10% noemen we het gesteente anorthosiet, ligt het percentage hoger, dan is het een leuco-gabbro.

Anorthosiet vormt in Angermanland een aantal geïsoleerde voorkomens, die vaak niet meer dan enige tientallen meters groot zijn. De kans om een zwerfsteen van anorthosiet uit Nordingra te vinden, is daarom niet erg groot. Hier komt nog bij dat in het westen van Aland, op de eilanden Västersten en Höggrund, behalve een nagenoeg aan Angermanland identieke syenietgabbro, ook anorthosiet voorkomt. De anorthosiet op Västersten verschilt niet noemenswaard van die uit Nordingra.

Leuco-gabbro komt als zwerfsteen vrijwel even vaak voor als syeniet-gabbro, maar in tegenstelling tot deze laatste ontbreekt in leuco-gabbro kaliveldspaat en kwarts. Tussen leuco-gabbro, monzo-gabbro en ook monzoniet bestaan alle mogelijke overgangen. In monzoniet is ongeveer evenveel kaliveldspaat als plagioklaas aanwezig. Het hoeft daarom niet te verbazen dat zwerfstenen van syeniet-gabbro uit Nordingra en die van de eilanden Västersten en Höggrund in Aland zeer wisselend van uiterlijk kunnen zijn. Het is waarschijnlijk dat naast de twee genoemde eilanden binnen het rapakivi-massief van Aland, onderzees nog andere locaties voorkomen met basische, aan rapakivi-graniet geassocieerde gesteenten; gesteentetypen dus die overeen komen met leuco-gabbro en Syenietgabbro van Angermanland.

De voorkomens op Aland betekenen dat Syenietgabbro van Angermanland niet langer kan dienen als gidsgesteente ‘sensu stricto’. Zwerfstenen van rapakivi-graniet komen in ons land bijzonder veel voor. In het Hondsrug-gebied zijn ze zelfs dominant aanwezig. Het is dan niet vreemd te veronderstellen dat zwerfstenen van syeniet-gabbro deels afkomstig zullen zijn van Aland. Het belang van dit gesteente voor de zwerfsteenliefhebbers is er echter niet minder om. Bij zwerfsteen-inventarisaties zullen de uitkomsten van de tellingen geen invloed hebben op de Hesemann-formule. Als gidsgesteente ‘sensu lato’ blijft Syeniet-gabbro van Angermanland in Oost-Baltische zwerfsteengezelschappen zijn waarde en ook zijn naam als gidsgesteente behouden. Alleen de exacte herkomst is moeilijk aan te geven.

De vorming van syeniet-gabbro
Het gezamenlijk optreden van rapakivi-graniet en gabbro heeft te maken met de ontstaanswijze van deze gesteenten. Rapakivi-magma is granietisch van samenstelling. Het vindt zijn oorsprong in de onderste regionen van de aardkorst. Vanuit de onderliggende mantel drong heet mantelgesteente naar boven. Door drukvermindering smolt het mantelgesteente deels op. Hierbij ontstonden aan de onderkant van de aardkorst grote opeenhopingen van basaltisch magma, dat door zijn hoge temperatuur (1300 C) op zijn beurt gesteenten van de onderste aardkorst opsmolt. Er was dus sprake van twee magmasoorten, een basisch en een silicarijk type.

Beide magmasoorten, die normaal gesproken nooit gezamenlijk voorkomen, zijn vrijwel gelijktijdig of kort na elkaar in de aardkorst geïntrudeerd. Het rapakivi-magma kristalliseerde tot een relatief dun, plaatvormig lichaam, waarbij, afhankelijk van lokale omstandigheden, verschillende typen rapakivi-graniet ontstonden. Zwaartekrachtmetingen wijzen uit dat de rapakivi-graniet in het Nordingra-massief een laag vormt van ongeveer een kilometer dikte boven op de leucogabbro. Deze vormt op zijn beurt de bovenzijde van een gabbrolichaam van ca. vijf kilometer dikte.

Uit de voorkomens van gabbro en de texturele verschillen daartussen blijkt dat er sprake is geweest van meerdere intrusies van basisch magma na elkaar. Dat de grootkorrelige leuco-gabbro zich aan de bovenzijde van het gabbrolichaam bevindt, is het gevolg van magma-differentiatie. Plagioklaaskristallen zijn door hun relatief lichte gewicht letterlijk boven komen drijven en hebben aan de bovenzijde van het gabbrolichaam een kristalbrij gevormd. Hieruit ontstond na kristallisatie leuco-gabbro.

De wijze waarop de rode rapakivi-graniet in leuco-gabbro en anorthosiet voorkomt, maakt duidelijk dat het rapakivi-magma in de gabbro moet zijn doorgedrongen en niet andersom. De mate van hybridisatie doet vermoeden dat het rapakivi-magma op een aantal plaatsen via spleten en scheuren de grotendeels gekristalliseerde leuco-gabbro heeft weten te infiltreren. Hierbij valt niet uit te sluiten dat het hete rapakivi-magma de leuco-gabbro zeer lokaal ook heeft opgesmolten.



Syeniet-gabbro of monzo-gabbro?

Het is maar hoe men het bekijkt. Zwerfstenen kan men petrografisch beoordelen op samenstelling, korreling en structuur en deze zo van een passende naam voorzien. Zo bekeken zou Syenietgabbro van Angermanland monzo-gabbro genoemd moeten worden. Veel zwerfsteenverzamelaars interesseren zich echter minder voor gesteentesoorten 'an sich'. Hun focus is op gidsgesteenten gericht. Dat maakt verschil. Gidsgesteenten onderscheiden zich niet alleen door een aantal min of meer vaste kenmerken en een eigennaam, maar ook omdat de herkomst in Scandinavië bekend is. Met een gidsgesteente weet je waar die vandaan komt. Dit gegeven maakt gidsgesteenten aantrekkelijke verzamelobjecten. Hoewel syeniet-gabbro een sterk verouderde naam is, blijft deze voor dit gidsgesteente gehandhaafd. In alle andere gevallen is het beter van monzo-gabbro te spreken.



Terzijde:
In de literatuur lezen we dikwijls de naam anorthosiet-gabbro in plaats van leuco-gabbro of veldspaat-gabbro. Anorthiet is de soort plagioklaas die in deze gabbro's voorkomt. Voor zwerfsteenverzamelaars is de aanduiding ‘anorthosiet-gabbro’ echter van academische waarde. Met andere woorden, je hebt er niks aan. Net als kaliveldspaat vormt plagioklaas een reeks verschillende veldspaten, die in samenstellling van elkaar verschillen. In plagioklaas is dit een mengreeks van zuur naar basisch, waarbij het anorthiet-gehalte bepalend is voor het type plagioklaas. Met een loep of binoculair is niet vast te stellen met welke we te maken hebben. Zwerfsteenliefhebbers die zich niet met optische petrologie bezig houden, spreken daarom alleen over plagioklaas. Wel is het zo dat natriumrijke, dus zure plagioklaas, een wittere tint heeft dan de meer basische, calciumrijke typen. Deze laatste komen vooral in gabbro's voor. Basische plagioklaas is vaak grijs gewolkt, soms met een paarsblauwe kleurzweem of is zelfs geheel zwart.


Monzo-diabaas van Nordingra
Hoewel in het kustgebied van Angermanland ook normale gabbro's voorkomen, zijn deze voor zwerfsteenverzamelaars minder interessant. Ze missen kenmerken om als gidsgesteente te dienen. Interessanter zijn bepaalde diabaastypen, die net als de syeniet-gabbro in dit gebied roodachtige kaliveldspaat bevatten, naast enige kwarts. In sommige gevallen is kaliveldspaat zo rijkelijk aanwezig, dat het gesteente er enigszins rood door kleurt. Desondanks is het gesteente door zijn ofietische structuur direct als diabaas te herkennen. Dergelijke diabaastypen noemt men monzo-diabaas.

 

Kaliveldspaat- en kwartshoudende diabazen zijn ook elders in Zweden van verschillende locaties bekend. Ze komen onder meer voor bij Konga Klint en Tomarp (Konga-diabaas) in het Zuidzweedse Skane. Verder zijn vergelijkbare typen gevonden bij Sala (Stockholm), Mammesberg (Vanernmeer), Bullberg (Dalarne) en ook bij Källsholm op Folgo (Aland). Het zijn olivijnvrije gesteenten met een duidelijke ofietische structuur in kleuren die variëren van donker (bruin)grijs tot groenachtig grijs. In een aantal gevallen is de kaliveldspaat namelijk niet rood, maar geelachtig bruin of bruin, waardoor deze minder goed in de vulmassa tussen de plagioklaaslijstjes opvalt. Met een wisselende hoeveelheid kwarts als tweede, zijn beide mineralen hier en daar micrografisch met elkaar vergroeid.

Aangezien de korrelgrootte van diabazen geen vast gegeven is, net zo min als de vele structuurvariaties, is het niet goed mogelijk om diabaastypen van elkaar te onderscheiden. Geen van deze gesteenten is daarom een geschikt gidsgesteente. Vinden we een dergelijke zwerfsteen dan is het correct om deze (kwarts)monzo-diabaas te noemen.